Broedermoord in de haaienwereld
Biologen weten al een tijdje dat bepaalde haaiensoorten de macabere gewoonte hebben om elkaar op te eten in de baarmoeder. Een nieuwe studie heeft nu aangetoond dat embryo’s ook ‘reizen’ tussen baarmoeders om hun ‘broertjes’ of ‘zusjes’ te verorberen.
Bij de meeste dieren blijven bewegingen in de buik beperkt tot wat gekronkel en gedraai, maar verpleegsterhaaien vormen wat dat betreft een uitzondering in het dierenrijk. Net als sommige andere haaiensoorten hebben zij twee baarmoeders waarin embryo’s zich tegelijk ontwikkelen. Bij de verpleegsterhaai kruipen de ongeboren babyhaaien door de baarmoederhals naar buiten om vervolgens naar de andere baarmoeder te zwemmen.
Japanse onderzoekers gebruikten een nieuw soort echografieapparaat om deze verregaande vorm van kannibalisme aan het licht te brengen. Zij bestudeerden drie zwangere geelbruine verpleegsterhaaien in het Okinawa Churawa Aquarium in Motobu.
Ongeboren babyhaai wisselde 24 keer van kant
De haaien hadden tijdens het onderzoek maximaal vier embryo’s in een baarmoeder. Bij één moederhaai zwommen embryo’s drie keer heen en weer. Bij weer een andere haai maakte een ongeboren babyhaai het zo bont door wel 24 keer van kant te wisselen. Het was volgens de biologen duidelijk dat de embryo’s bezig waren elkaar te elimineren. Bovendien hadden de babyhaaien haast, gemiddeld zwommen zij met een snelheid van 8 centimeter per seconde door de buik van hun moeder.
De winnaar blijft over
Een van de vrouwelijke haaien begon haar zwangerschap met twee baby’s in elke baarmoeder. Na wat heen en weer te hebben gezwommen, waren dat er al snel drie. Nog geen twee maanden later waren er twee embryo’s over en tegen het einde van de zwangerschap bleef er één winnaar over. Volgens de onderzoekers dient het kannibalisme een duidelijk doel. Bij een gebrek aan een placenta voeden de embryo’s zich met onbevruchte eitjes en hun ‘broertjes’ of ‘zusjes’ om een grote en sterke haai te worden. Heen en weer zwemmen is dan een nuttige eigenschap, concluderen zij.
De studie is gepubliceerd in het wetenschappelijke blad Ethology.