Wijnand Vlierhuis – Over stekelhorens
Tijdens een duik in het Zeeuwse water doet Wijnand een exotische vondst. Nooit eerder kwam hij het dier hier tegen.
Datum | 05-10-2013 |
Locatie | Vuilnisbelt |
De eerste zaterdag van oktober was een beetje grijze maar nog redelijk warme dag met weinig wind. Omdat mijn buddy Bart en ik beiden bij de bekende fotozaak in Oud Gastel moesten zijn, koppelden we er gelijk maar een dagje duiken op het nabij gelegen Tholen aan vast. Eerste duik bij Vuilnisbelt, hoog water viel rond een uurtje of vier ’s middags.
Te water vanaf de betonnen trap aldaar, het zag er lekker helder uit. We daalden af over de getijdenzone vol blaaswieren, daar achter volgde de steenbestorting met oesters. Alles was best aardig begroeid met kolonievormende zakpijpen en een keur aan sponzen en anemoontjes. Niet echt wild allemaal, gewoon leuk en kleurrijk. Er tussen vielen de bekende krabbensoorten en grondels te ontdekken, en hier en daar kroop een kreeft nieuwsgierig uit zijn/haar schuilplaats. Vooral hooiwagenkrabben waren er veel, tegen de duizenden bijna. Het water was nog best aangenaam van temperatuur, rond de 15 graden, en het stroomde nog lichtjes. Erg veel ribkwallen dreven voorbij in het open water.
Na even meer diepte te hebben opgezocht zwommen we westwaarts. Ik wilde graag het ondiepe gebied bezoeken waar die blauwwieren (Chondria coerulescens) te vinden zijn. We kwamen terug in die wierenzone, maar de blauwwieren waren helaas niet zo goed herkenbaar. Ze waren allemaal bedekt met een laagje stof en zagen er daardoor grauw uit. Maar met die zwakke stroming kon je ze wel even schoon schudden. En kijk nou, daar kroop een gekroonde ringsprietslak (Facelina auriculata) tussendoor. Wat doet die helemaal hier zo ver oostelijk? Maakt niet uit, het blijft een mooi diertje en over zo’n cadeautje ga je niet zeuren. We gingen verder struinend het getijdengebied in. Het was leuk, met erg veel kleine steurgarnaaltjes en verder de typische dieren zoals alikruiken, purperslakken, oesters, mosselen, zeepokken en andere wiersoorten zoals het iers mos. En nog steeds waren er volop van die hooiwagenkrabben te zien, net zoals strand- en penseelkrabben, met af en toe grote heremietkreeften. Een heel jong zeenaaldje dreef voorbij. Nog steeds tot zo ver een aardig duikje, maar op het naaktslakje na allemaal niet echt bijzonder.
En dan zag ik een jong wit gedraaid schelpje, wat ik herkende als een exotisch stekelhorentje. Heeej; hier had ik wel eens over gelezen maar ik had deze nog nooit gevonden! Het werd leuker, want een paar decimeter verderop zat een groter exemplaar van zo’n stekelhoren, ongeveer vier centimeter groot. Ik nam wat foto’s en ging verder speuren. En jawel, zo gaanderweg vond ik nog meerdere stekelhorens. Het is een mooie, grillige soort, echt een miniatuurtje van die tropische gewonden schelpensoorten. Maar door die grilligheid zijn ze ook best goed gecamoufleerd in dit gebied ondanks dat ze best vrij en open rond kruipen.
Tussendoor betrapte ik nog een grondeltje die een worm op at, vond enkele keverslakken, een fraai zeedonderpadje en redelijk veel asgrauwe tolhorentjes (Gibbula cineraria). Allemaal leuke zaken die een duik invulling geven. Maar ik was nu meer gebrand op die stekelhorens. Het duurde eventjes voordat ik het tiende exemplaar vond, maar daarna volgden er nog wel een handjevol meer, ook kleine jonge exemplaren. De stekelhorens waren verschillend bruin maar ook witbleek van kleur. Mooi, nou kon ik ze op het anemoon formuliertje ook nog eens als ‘algemeen’ rapporteren. Tenminste, als ik nog de juiste soortnaam weet te achterhalen. Daarvoor verzamelde ik twee schelpen om thuis beter te kunnen determineren. In ieder geval bleek een wat standaard duikje in een heel verrassende en bijzondere tweede helft te eindigen.
Thuis begon het papieren uitzoekwerk. Eerst maar eens de exacte soort bepalen. In Nederland zijn al de gewone stekelhoren, japanse stekelhoren en amerikaanse oesterboorder gevonden. Met behulp van schelpenkenner Freek Titselaar kon ik bepalen dat het hier ging om de Japanse stekelhoren (Ocenebra inornata). Het verschil zit hem in allerlei details zoals de ribben, windingen, knobbels en kammen op de schelp, maar daarvoor verwijs ik graag naar een schelpengids.
Deze japanse stekelhoren komt oorspronkelijk uit de noordelijke Stille oceaan, maar is inmiddels al verspreid aan de Amerikaanse kusten en sinds acht jaar West Europa. In Nederland is die voor het eerst gemeld in 2007 bij Yerseke. Vermoedelijk overal meegelift met de levendige, wereldwijde handel in kweekschelpdieren zoals oesters en mosselen, want volgens de beschrijving heeft deze stekelhoren geen plankton stadium maar komen ze gelijk als mini slakkenhuisje uit het ei. In ieder geval bleven ze een paar jaar beperkt tot Yerseke en sinds 2010 bij Gorishoek, maar er lijkt nu beweging in te zitten en gaan ze mogelijk de Oosterschelde verder veroveren. De oesterkwekers zullen er minder blij mee zijn, want stekelhorens eten oesters door ze open te boren en door dat boorgaatje op te eten. Voor duikers betekent het een best fraai gevormde soort erbij om te bekijken.