Inloggen

Wachtwoord vergeten?

Duikreporter

Stavenisse van de andere kant

Een dagje varen met de MS Bull voelt werkelijk als een minivakantie. Rob Aarsen stapte aan boord en dook onder in de Oosterschelde.

Het is al warm als Ruud Groenestein om negen uur in de ochtend de motoren start van de MS Bull. De vlaggen in de haven van Bruinisse hangen slap, de wieken van de windmolens op de Philipsdam wachten roerloos op ook maar het kleinste zuchtje wind. De Oosterschelde bij de Plaat van Oude Tonge is spiegelglad en weerkaatst alleen de zon en een enkele sluierwolk. Het is de warmste dag van augustus en wij gaan een dagje bootduiken met Ruud en Ellen.

De Plaat van Oude Tonge ligt net buiten de haven van Bruinisse. Ruud vaart er regelmatig heen met duikers want het is een hoek van de Oosterschelde waar je anders niet komt. De hoofdattractie was hier de mosselcultuur. Maar sinds er deze winter een paar stormen overheen zijn gejaagd, liggen de tonnen en lijnen verfrommeld tegen en door elkaar. Onder water is het een wirwar van touwen die loodzwaar zijn behangen met mosselen. Het hele perceel is zo instabiel dat we er niet meer veilig kunnen duiken dus ankert Ruud op gepaste afstand en bereiden we ons voor op een duik over de bodem. Nadat we ons op het voordek hebben omgekleed stappen we aan stuurboord door een opening in de reling van het dek, om in het pislauwe (24 graden) Oosterscheldewater te plonzen.

De eerste vier meter dalen we af door een dikke laag algen. Daaronder klaart het wat op en volgen we de ankerketting tot de zandbodem op negen meter diepte. Op aanwijzing van Ruud zwemmen we pal west tussen de vijf en negen meter, over een glooiende zandbodem met hier en daar een pluk leven; kleine oasen in een slibwoestijn. Er zijn jonge zeenaaldjes, hooiwagenkrabben en gewone garnalen. Die laatste zijn niet schuw en laten zich gewillig fotograferen, op een exemplaar na dan dat de hele tijd uit mijn zoeker loopt. Als ze zich bekeken voelen, dan graven de garnalen zich wat dieper in het zand en schuiven met hun pootjes wat zand over zich heen. Alsof we ze dan niet meer zien! Een stukje verderop zit een klein, geel krabje iets naar binnen te werken. In het licht van de flitser en op de donkere zandbodem lijkt het een tafereeltje uit Lembeh. Voor een foto van een jong scholletje krijg ik maar een kans. Eigen schuld: ik heb de gewoonte om na iedere foto het beeld te checken op het display achterop de camera. Als ik daarvoor de camera naar voren kantel, dan timmer ik het diertje op z’n kop met de flitser die boven de poort staat. Weg tweede kans… ik leer het me maar niet af.

Eenmaal terug aan boord is het kleine leed snel vergeten boven de driedubbele uitsmijters die Ellen uit het kombuis tovert. Naast Ruud en Ellen zelf is dat het enige dat nog herinnert aan de Tertius, het stalen werkschip waarmee zij voorheen met duikers op dagtrip gingen. De Bull is van polyester, vaart superstil, verbruikt de helft brandstof en is voorzien van een luxe lounge en slaapplaatsen. Als het mooi zomerweer is, kun je buiten op het achterdek in een luie bank de tijd tussen de duiken doorbrengen. Het voordek is voor de spullen die staan vastgesnoerd aan een houten bank. Daar is ook de vulslang die leidt naar de compressor in de machinekamer. Ruud en Ellen nemen maximaal twaalf duikers mee. Wij zijn met z’n vijven vandaag. Dat betekent een zee van ruimte.

De kentering valt gunstig voor een tweede duik bij Stavenisse. Er zijn geruchten over een zeepaardje bij de steiger maar aangezien daar al duikers te water zijn, legt Ruud het schip een stuk naar het oosten, richting de strekdam. Hier is een steile wand die van vier naar veertig meter valt. We zwemmen een stukje van de Bull naar de kant tot we bodem zien en laten ons dan rustig zakken. Zo zien we Stavenisse ook eens van de andere kant. Omdat we ver van de boothelling en steiger liggen, wordt hier nauwelijks gedoken. We zwemmen langs een ongerepte, dicht begroeide wand vol sponzen en druipzakpijp. Als ik lig te wachten tot een kokerworm zich weer laat zien, trekt buddy Ebbo mijn aandacht. In de bundel van zijn lamp zwemt een jonge sepia. Het beestje zoekt de beschutting van wat overhangende oesters maar laat zich daar toch fotograferen. Na tien minuutjes rustig rondscharrelen verschiet hij een paar keer van kleur en geeft hij me een dreighouding met zijn piepkleine armpjes. We vinden allebei dat het genoeg is. We duiken verder over een veldje met brokkelsterren en op de terugweg staat de kokerworm in volle glorie uit. Deze keer ben ik voorzichtiger met het controleren van de foto’s.

Eenmaal terug aan boord springen we er voor de lol in zwembroek nog een keer in. Gewoon omdat het kan, hoe vaak komt het voor dat je midden op de Oosterschelde kunt zwemmen? Alleen voelen we tijdens het zwemmen met regelmaat de stevige hoed van bloemkoolkwallen tegen onze handen en voeten, de dieren zijn hier massaal voor de kust aanwezig. Bovendien trekt de stroming aan dus klimmen we snel de trap weer op. Terug naar Bruinisse, met het zout in ons haar en de zon in ons gezicht en begeleid door een enkele bruinvis en zeehond om het gevoel van een minivakantie helemaal af te maken.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Velden met * zijn verplicht *

Nieuwsbrief