Nieuwe hoefijzerworm is geen worm
In september 2022 werd een nieuwe hoefijzerwormsoort voor Nederland ontdekt. Daardoor is de Oosterschelde nu het leefgebied van ruim vijftien procent van alle op aarde bekende Hoefijzerwormen. Aparte, sierlijke dieren, die helemáál geen wormen zijn.
Stel dat in 1974 was besloten de Oosterschelde af te sluiten. Zo’n verarming van de Nederlandse biodiversiteit is bijna niet voor te stellen. Gelukkig bleef hij open. Met alle bijzondere biotopen, kansen en mogelijkheden voor de natuur. En met alle gewone tot extreem bijzondere bewoners, zoals hoefijzerwormen. Er bestaat een verband tussen deze obscure diergroep en het openblijven van de Oosterschelde. En qua biodiversiteit is er nieuws: een nieuwe soort hoefijzerworm in Zeeland!
Boekenband met Oosterschelde
Hoefijzerwormen hebben een speciale band met de open Oosterschelde. In 1974 verwierp de Tweede Kamer het plan om de Oosterschelde met een vaste dam van zee af te sluiten. De Oosterschelde zou ‘halfopen’ blijven met een pijlerdam als stormvloedkering. Daarmee kwam een einde aan veel onrust, met leuzen als ‘Waterstaat erken uw fout, laat de Oosterschelde Zout’ en acties door onder meer de Actiegroep Oosterschelde Open. In 1979 verscheen het boek ‘Oosterschelde, het leven in en om het water’ van Wim Wolff en Jan-Kees Post. In het voorwoord staat: ‘Voor wat het leven onder water betreft zien wij dankzij dit boek nu pas duidelijk wat er dreigde verloren te gaan.’ In het boek staan veel bijzondere onderwaterfoto’s. Opvallend is een grote plaat over twee bladzijden (180-181) als ‘enige bewijs van het voorkomen van dit fraaie dier in Nederland’. De schrijvers vermoedden dat het om een Phoronide gaat. En ze hadden gelijk. Tot voor kort kwam alleen deze Kleine hoefijzerworm (Phoronis hippocrepia) in Nederland voor. In september 2022 werd echter nog een tweede soort bij ons waargenomen.
Nieuw
Zoals in het jaarverslag van de Biologische Werkgroep te lezen staat, trof Peter van Bragt in september 2022 nabij de Zeelandbrug op circa 12 meter diepte een opvallende kolonie hoefijzerwormen aan. Die zaten niet op hard substraat maar in het slib en trokken zich daar bij verstoring razendsnel in terug. Dit gedrag vertoont de kleine hoefijzerworm niet. Opvallend was ook de oranje tot bruine kleur van een groot deel van de dieren. Via Dr. Christian Emig, mondiaal expert op het gebied van hoefijzerwormen, kwam de determinatie uit op Phoronis psammophila, de zandhoefijzerworm.
Een karakteristiek kenmerk bij de nieuwe soort is het relatief grote witte lofoforaal orgaan, dat is bij de kleine hoefijzerworm veel minder prominent. Inmiddels is de nieuwe soort al door veel duikers bewonderd en op de foto vastgelegd. Er blijken zowel witte als gekleurde exemplaren naast elkaar voor te komen, varianten die ook elders in Europa bij hoefijzerwormen voorkomen. Ook van de kleine hoefijzerworm zijn kleurvariaties bekend. Marco Faasse meldt dat de witte vorm van de zandhoefijzerworm te onderscheiden is van de kleine hoefijzerworm door witte streepjes in de tentakels. Deze ontbreken altijd bij de kleine, die ook een stuk minder wit is. Er is ook verschil in grootte: geheel uitgestrekt kan de nieuwe soort 8 tot 19 centimeter lang worden met een diameter tot 2 millimeter, de kleine blijft maximaal 10 centimeter met een diameter tot 1,5 millimeter. En verder zit de kleine hoefijzerworm altijd op stenen en de zandhoefijzerworm in zand en slib. De Nederlandse naam is dan ook afgeleid van psammophila, wat zoiets als ‘liefhebber van zand’ betekent.
Dieren met een hoefijzerkrans
Ondanks naam en vorm maken hoefijzerwormen geen deel uit van de wormen. Ze horen bij geen enkele wormengroep, maar vormen een heel eigen stam (fylum: Phoronida). Wereldwijd zijn uit deze stam maar twaalf of dertien soorten bekend. Dat maakt Nederland de woonplaats voor ruim vijftien procent van alle wereldwijd bekende soorten. Net als bij kokerwormen zie je als duikende, snorkelende of op een andere manier actieve onderzoeker, kokertjes waaruit tentakelkransen komen. Maar verder houdt elke vergelijking op. Zo’n sierlijke, fragiel aandoende tentakelkrans die om de mondopening staat, heet een lofofoor (of lophophoor). Bij zowel de kleine als de zandhoefijzerworm heeft deze de vorm van een hoefijzer. Het lichaam is niet zoals wormen gesegmenteerd maar bestaat uit drie aparte delen. Daarvan is het onderin de buis aanwezige deel het breedst en het bovenste, uit de buis stekende deel lang en smal. Binnen de tentakelkrans ligt de mondopening. De anale opening ligt echter buiten de krans, net als bij de mosdiertjes en Brachiopoden, de enige andere groepen met vergelijkbare lofoforen. Bij de anus liggen ook de uitscheidingsorganen (nieren) waarvan de bouw belangrijk is bij de herkenning van de afzonderlijke soorten.
Hoefijzerwormen leven in zelfgemaakte chitineuze kokers in of op het substraat. Aan de buis kunnen zandkorreltjes of schelpstukjes vastgekit zitten. Meestal leven de dieren in kolonies, als een korst op stenen of ingegraven in het bodemsediment. De kleine hoefijzerworm kan dichtheden bereiken van 20.000 individuen per vierkante meter. De dieren zijn hermafrodiet en doen mogelijk aan zelfbevruchting. De eieren zijn soms in de doorzichtige steel te zien. Het vrijlevende larvale stadium (actinotrichia) is vaak tussen de tentakelkrans van volwassen dieren aanwezig. Het voedsel bestaat uit fytoplankton en detritus. Deze voedseldeeltjes filteren ze met hun lofoforen uit het water en brengen ze met behulp van trilhaartjes naar de mond.
Geluk gehad
Geluk kun je hebben, krijgen of vinden. En soms is het ook maakbaar. In het genoemde boek over de Oosterschelde zijn de schrijvers nog voorzichtig over de gevolgen van de Oosterscheldekering voor de onderwaterfauna. Dankzij mensen die ‘op de bres sprongen voor een zeearm’ behoort dit stuk Nederland nu gelukkig tot de rijkste natuurgebieden in ons deel van Europa. Brengt het vinden van een tweede hoefijzer(worm) het gebied geluk? We wachten het af.
Tekst: Rykel de Bruyne en Brendan Oonk, Stichting ANEMOON
Foto’s: Marco Faasse, Marion Haarsma en Glenn Biscop, Stichting ANEMOON
Dit artikel is uitgebracht door Stichting ANEMOON en met toestemming overgenomen van Nature Today.