Monsters Inc.
Houd jij wel van monsters? Dan is Lembeh Strait the place to be – daar vind je de meest wonderlijke wezentjes.
De lavazandbodems onder de Gunung Tangkoko zien er van een afstandje verlaten uit. Met je neus op de bodem nog steeds, althans voor een ongeoefend oog. Kale vlaktes met af en toe een plukje spons, een anemoon en losse rommel. “Rubble”, noemen ze dat hier. Maar zodra de gidsen wijzen en porren met hun pointers lijkt het alsof ze de dirigent zijn van een bont orkest van wonderlijke, kleine, stekelige, misvormde, schattige of juist spuuglelijke beestjes die het duikersbloed sneller doen stromen. Wij duiken in de Straat van Lembeh met Oppo, de gids die ons parcours wel vijf keer aflegt. Hij zoekt beestjes, soms op bestelling, en als je klaar bent met fotograferen, dan neemt hij je mee naar het volgende. Beestjes vermomd als bodem. Beestjes vermomd als alg of soms zo klein dat je ze met het blote nauwelijks ziet. Oppo houdt ons constant aan het werk en toont zich zo ook een kundig dirigent van ons vierkoppige fotografengroepje.
De eerste dagen moeten onze ogen wennen aan de schaalgrootte. Een sepiaatje van niet meer dan een centimeter probeert zich te verstoppen tussen twee kleine stukjes spons. Als Oppo het aanwijst, hou ik mijn ogen erop, anders ben ik het zo weer kwijt. Het is knalroze en met wat geduld poseert het uiteindelijk gewillig. Verderop op de zandvlakte een verlegen, geel zeepaardje met z’n staart rond een stukje spons. Meteen daarna een rode soortgenoot.
De derde duik maken we bij opkomend tij. Er staat een milde stroming. Terug aan boord blijkt dat de bemanning een zeldzame sargassum-hengelaarsvis heeft gevonden aan de oppervlakte. In een bak zeewater gaat het diertje mee naar het resort waar ze het weer loslaten. Snorkelend maken we foto’s van het bruinzwarte wezentje dat vlak onder de oppervlakte in het wier leeft. Het zwemt er opvallend snel vandoor met zijn lompe voetvinnen.
Vaak nemen ze hier de term “muckduiken” (“muck” staat voor rotzooi) letterlijk. Bij Bianca duiken we in een haventje onder het verrotte wrak van een prauw. De zeebodem is een bende van oude netten, touwen, betonblokken met stukken ankerlijn, flessen, oude kratten en andere losse troep. Maar het zit er vol naaktslakken. Een grote witte met een sportieve gele bies draait rondjes op een steenblokje. Andere lijken juist doelbewust onderweg naar een naakstlakkenbijeenkomst. Een mandarijnvisje verstopt zich diep tussen de koraaltakken. Oppo jaagt intussen een “flamboyant cuttlefish” op. Het beest neemt de hele tijd een dreighouding aan en toont zijn paars-geel-witte kleurenpracht, een teken dat hij dik in de stress zit. De gidsen zijn niet terughoudend in het verstoren van de dieren.
Harige hengelaars
De Straat van Lembeh ligt tussen Bitung op het uiterste noordoostelijke puntje van Noord-Sulawesi en het eiland Lembeh. Het is een smalle zeestraat; in een kwartiertje steek je hem over. Aan weerszijden liggen 43 duikplaatsen die wereldwijd beroemd zijn vanwege het “muckduiken”. Je vindt hier meer macro-onderwerpen op een vierkante meter dan waar ook ter wereld. Hoewel de Straat van Lembeh het meest bekend staat om klein leven, zijn er ook wrakken en paar mooie steile wanden in het noorden. Met de boten van het Bastianos Lembeh Dive Resort zijn alle duikplaatsen binnen twintig minuten te bereiken. Zoals Retak Larry, waar we op zoek gaan naar de “hairy frogfish”. Hier zouden er twee bij elkaar zitten. Maar na een mooie, lange duik met veel naaktslakjes hebben we geen harige hengelaars gevonden. Dan zijn er wat handgebaren tussen de gidsen en ineens spurt Oppo ervandoor, de zandhelling op. Het zal toch niet…? Op vier meter diepte landen we naast een zwarte hengelaarsvis. Nou die laten we niet links liggen. Het visje blijft rustig zitten terwijl de flitsers afgaan. Een zwart beest op een zwarte ondergrond, dat kost wat tijd om goed in beeld te krijgen. Als ik klaar ben, staat de manometer op twintig bar en dus ik klim aan boord van de Bastianos 5 die schuin boven me ligt.
De rest blijft wel heel lang weg. Aan het eind van de duik hoorde ik wat opgewonden getik en gerammel maar gezien de stand van de manometer ben ik de anderen niet gevolgd terug de diepte in. Zij hebben de twee hairy frogfish op het allerlaatst wel gevonden, op zeventien meter diepte. Euforisch komen de mannen boven, hun flessen tot de laatste ademteug leeg getrokken. Wat zijn we een bijzonder volkje dat we van een harige vis zo opgewonden raken. Ik baal wel maar we besluiten te blijven liggen voor de tweede duik. Er is dus volop tijd voor een herkansing. Met de kennis van nu landen we meteen naast het harige duo. Volle flessen en een klein groepje geven genoeg tijd om te kijken wat het beste werkt om de grillige structuur van de visjes zo goed mogelijk te benadrukken. De grote van de twee is bleek van kleur, de kleinere rood met een patroon van donkere strepen. Opeens komt er van rechts een hand met een camera mijn zoekerbeeld in. Een Chinese duiker uit een andere groep begint ook maar te fotograferen. En nog erger: hij maakt er een enorme stofboel van. De gidsen begeleiden hem snel naar een andere plek. Het nieuws heeft zich verspreid en er zijn andere boten aangekomen. Het wordt al gauw drukker. Oppo wenkt: een stukje verderop zit nog een harige hengelaar, een bruine. Deze hebben we weer even voor onszelf alleen.
De dagen rijgen zich in een strak tempo aaneen. Om 06.15 uur opstaan, 06.30 uur ontbijt, 07.30 uur uitvaren voor twee ochtendduiken. Tegen 12.00 uur terug voor lunch en een dutje en dan om 15.00 uur vertrek voor de middagduik. Om 17.00 uur weer binnen voor een douche, een Bintang (bij het zwembad met uitzicht over de zee) en eten. Het vroege vertrek in de ochtend is om de andere boten voor te zijn die dagtochten maken vanuit het nabijgelegen Banka en Bunaken. Zo proberen de resorts de drukte te spreiden. Op dag vier leggen we de boot onder een paar bomen die over een lage rotswand uitsteken. Nudi Falls is misschien wel de mooiste duikplaats van Lembeh en we duiken hier drie keer. De duik begint op een helling met wat steenkoraal en sponzen. Daarna een zandbodem. Hier ligt allemaal rubble en is het twee keer raak met hengelaarsvisjes. We duiken verder tot we weer een koraaltuin tegenkomen op twintig meter diepte. Hier staan dikke takken zacht koraal op de bodem. Ze variëren in kleur van lichtroze tot knalpaars en bieden een thuis aan slakjes, garnaaltjes en “candy crabs” die zich met plukjes koraal camoufleren. Dan steken we het zand schuin over naar de voet van de rotswand. Die volgen we vanaf vijftien meter omhoog terwijl we ons vergapen aan kleine gorgonen, sponzen, hydropoliepen en zakpijpen in transparant geel en blauw. De zon valt schuin in het water en strooit z’n stralen over de bodem, aan het einde van de duik slechts drie meter diep. Een ideale plek om uit te hangen en laatste liters nitrox op te maken. Na een laatste blik op dit magnifieke onderwateraquarium klim ik weer aan boord. Een duik van negentig minuten. Ze kijken hier niet op de klok of manometer als je bovenkomt. Op de weg terug horen we van een bijzondere opwinding op de andere boot: er zijn rinophias gezien op 32 meter. We besluiten de volgende dag te gaan kijken.
Zoeken
Ken je dat in Zeeland, dat je een zeepaardje of snotolf wilt zien en de hele duik besteedt aan zoeken? Met ongeduld oplopend naar ergernis – je ziet verder niks van de pracht om je heen. Fixatie op een soort kan een duik danig bederven. Dat risico loop je hier ook. De ochtendduik maken we op Goby Crab waar een dag eerder vier rinophias bij elkaar zijn gezien. Oppo weet waar ze zitten. Als de laatste rimpelingen van het opkomende tij zijn weggetrokken, laten we ons de lauwe zee inrollen. Oppo moet op twintig meter de afdaling onderbreken omdat hij niet kan klaren. Buddy Filip duikt door want hij was er gisteren bij. Op 32 meter kijken we uit over een kale, grijsblauwe en vooral lege zandbodem. Het grote zoeken is begonnen. Met brede zoekslagen zwemmen we naast elkaar over de bodem. Na een paar minuten heeft Oppo zijn oor open en is ook op diepte, hij wijst de weg. Alleen zijn ze er niet. Waarschijnlijk door de grote drukte van de dag ervoor zijn de dieren verhuisd en niemand weet waar naartoe. Dan valt de blik van Oppo op een van de losse bladeren op de bodem die geen blad blijkt te zijn. Een kleine rinophias zit schuchter tussen het blad, perfect gecamoufleerd. Zet er licht op en het beestje wordt vlammend oranje. Ook voor Lembeh is het een bijzondere waarneming en om beurten maken we onze foto’s. Door het lange zoeken en de diepte hebben we een korte deco aan de broek.
Wie wil kan inschrijven voor de nachtduik. Vertrek is rond 17.30 uur als de zon ondergaat. Eenmaal op de duikplaats is het pikkedonker. Het zicht is goed en er staat een klein beetje stroming. De zandhelling ziet er in het licht van onze lampen spookachtig uit. Grijsgrauw aflopend naar zwart. Als maximale diepte hebben we vijftien meter afgesproken, vandaar zigzaggen we over de flauwe zandhelling naar boven. We blijven wat dichter bij elkaar dan overdag en kunnen elkaar de hele duik door goed zien. We leggen sowieso geen grote afstanden af want er is veel te veel te bekijken. Zo loopt de “walking devilfish” vooral ’s nachts rond. Het is een ultieme lelijkaard met chagrijnige wenkbrauwen en overal giftige stekels. Ze liggen in het zand op prooi te wachten die ze in een flits naar binnen slurpen. Verder zijn ze heel vredelievend. De vissen zullen je niet aanvallen en de stekels zijn alleen voor de verdediging. Het beest laat zich dan ook prima fotograferen – in het flitslicht wordt hij paars. Een tweede avondduik verloopt wat rommelig omdat er nog een boot ligt en de groepen door elkaar zwemmen. Oppo houdt desondanks goed bij waar iedereen is en op de ondiepe zandbodem concentreren ons rustig op de gekke beesten die uit de bodem steken. Er is een griezelige bobbit worm die met zijn fluorescerende wormenlijf en een stel enorme kaken recht omhoog staat, klaar om overzwemmende visjes te grijpen. Een grote bidsprinkhaankreeft scant met zijn radarogen net boven de bodem de omgeving af. Er zijn slakjes, schorpioenvisjes en fluitvissen. Niet per se andere dieren dan we overdag zien, maar het lijken er wel meer. Na negentig minuten klimmen we klappertandend weer aan boord.
Pygmee zeepaardjes
Op onze laatste duikdag maken we alleen nog twee ochtendduiken. Op twee duikplaatsen aan het uiteinde van de straat weet Oppo een pontohi te zitten op slechts vijf meter diepte en meerdere bargibanti’s in twee gorgonen op twintig meter. Zodra we ondergaan voor de eerste duik vindt hij de pontohi van nog geen centimeter in wat hydropoliepen onder een rots. Het is wel heel klein. Ik besluit geen foto te maken want ik moet de camera wel heel erg in het koraal prakken om erbij te komen. We dalen af langs een steile wand van vooral dood koraal tot we op de zandvlakte komen. Op vijftien tot twintig meter diepte kruisen we over het zand. Grote eenzame stronken zacht koraal staan hier verspreid op de bodem. Hier vinden we garnaaltjes en een knalpaarse cowrie (huisjesslak) die zijn gastheer precies imiteert. Tijdens de tweede en laatste duik krijgen we dan toch een pygmee voor de lens. In een gorgoon vinden we drie grote en twee kleine bargibanti’s. Nou ja groot, denk in termen van een centimeter. We liggen er met drie duikers omheen terwijl Oppo de zeepaardjes onze kant op dirigeert. We zijn zeker vijftig minuten bezig, want de beweeglijke zeepaardjes neigen hun kopje van je af en hupsen van tak naar tak. En het duurt altijd even voor ik op de schaal van deze microkosmos kan kijken.
Zodra de nultijd voorbij is, nemen we afscheid van Lembeh als een heerlijke kijk- en fotografiebestemming met lange, luie, niet al te diepe duiken en een overweldigend dierenleven. Als je jezelf wilt verwonderen over de echte Monsters Inc. van deze wereld, dan is Lembeh de plek om te zijn. En het is geen film.