De helft van de doedelzakken is exoot
Rare wezens zijn het, zakpijpen. Vanwege de zakvorm met twee pijpjes bovenop genoemd naar een doedelzak. Van de twintig Nederlandse soorten op een nieuwe poster is de helft exoot. Een opvallend groot deel dus.
Zakpijpen vormen een aparte klasse. Ze leven in zee, meestal op een hardere ondergrond. Met hun buisvormige in- en uitstroomopening lijken ze op een doedelzak (zakpijp is een ouder woord). Ze worden ook wel ‘zeikerds’ genoemd, naar de waterstraal die eruit spuit als je ze knijpt. Behalve solitaire zakpijpen zijn er ook minieme soorten die samengroeien en hele korstvormige kolonies vormen. In ons land hebben zich zowel meerdere kolonievormende als solitaire exoten gevestigd.
Van twaalf naar vijftien naar twintig
Een in 2018 door Stichting ANEMOON gemaakte poster met Nederlandse Zakpijpen (Ascidiacea) kreeg dit jaar een update. Dankzij ontdekkingen van duikers in de Noordzee en Zeeuwse wateren ging het aantal soorten op de poster van vijftien naar twintig. Sinds 1983, het jaar waarin Bert Buizer over deze groep de wetenschappelijke mededeling nr. 158 van de KNNV schreef, kwamen er 8 soorten bij.
Opvallend veel exoten
Wat opvalt is het grote aantal soorten dat niet van oorsprong in ons land en faunagebied thuishoort. Tien van de twintig soorten op de poster zijn exoten. Meegekomen als aangroei aan scheepsrompen of als larven in ballastwater, of via materiaal voor de schelpdierkweek ingevoerd uit andere Europese kweekgebieden waar deze exoten zich al eerder vestigden.
Niet zo fijn
Het aanslaan van niet-oorspronkelijke soorten kan soms een aanzienlijke ecologische impact hebben. Met onder meer verdringing van inheemse soorten en voedselconcurrentie tot gevolg. Vooral de kolonievormende zakpijpen spelen daarbij een rol. Zo werd de omstreeks 1990 geïntroduceerde Druipzakpijp op diverse plaatsen in Zeeland erg algemeen, vooral in het oostelijke deel van de Oosterschelde. Te algemeen. Hele plakkaten overdekten het substraat en veel organismen. Dat leidde tot spookachtige effecten waarbij de kolonies van hogere delen van het substraat leken af te druipen. In 2000 werd de Slingerzakpijp geïntroduceerd. Deze soort, die vanwege allerlei fraaie kleurvariaties (oranje, rood, rood-wit) voor tropische sferen zorgt, groeit eveneens op inheemse hard-substraat-soorten, maar de kolonies zijn nooit zo massaal geworden als die van de Druipzakpijp. Hetzelfde geldt voor de Glanzende (bol)zakpijp en de Grijze korstzakpijp, beide eveneens kolonievormende exoten.
Met tijd komt (soms) raad
De Gesterde geleikorst (ook wel Paarse geleikorst of ‘sterretje’ genoemd) werd vroeger ook beschouwd als ingevoerd, maar er is ook een Atlantische vorm. Deze kolonievormende soort, met mooie stervormige patronen op een soms donkerpaarse ondergrond, leverde nooit problemen op. Het bleek zelfs een goede voedselbron voor andere organismen, waaronder de vroeger zeldzame Bruine plooislak (Goniodoris castanea) en andere slakken. Dit zien we vaker. Op Slingerzakpijpen werden bijvoorbeeld veel fouragerende dieren aangetroffen van het Grote glasmuiltje (Lamellaria perspicua), terwijl de Bruine plooislak ook de Slingerzakpijp inmiddels als voedsel ontdekte en misschien zelfs wel lekkerder vindt.
Blijven hopen
Nu nieuwkomers nauwelijks nog worden gereguleerd door strenge winters, blijft het hopen dat meer predatoren de exotische zakpijpen gaan ontdekken. Ondertussen is het belangrijk dat we zakpijpen blijven spotten en de opkomst van exotische soorten en de gevolgen daarvan in de gaten blijven houden. Duikende en snorkelende waarnemers die meedoen aan het Monitoringproject Onderwater Oever (MOO) helpen daarbij. Ook een bijgewerkte poster kan helpen. De poster is hier (pdf 1,3 MB) te downloaden. Overigens horen drie van de vijf nu aanvullend opgenomen soorten gewoon in ons faunagebied thuis. Dat geldt onder andere voor de lederzakpijp en de vierstip-zakpijp. De solitaire abrikooszakpijp staat er als nieuwe exoot bij, samen met de zuurstokvorm daarvan. Die breiden zich momenteel nog niet zo hard uit. Of zijn ze inmiddels ook al als voedselbron ontdekt? Ze hebben in iedere geval smakelijk klinkende Nederlandse namen.
Tekst: Adriaan Gmelig Meyling, Inge van Lente en Rykel de Bruyne, Stichting ANEMOON. Met dank aan Marco Faasse, Ron Offermans en Renate Olie
Foto’s: Ron Offermans; Marion Haarsma; Adriaan Gmelig Meyling; Stichting ANEMOON
Dit artikel is uitgebracht door Stichting ANEMOON en met toestemming overgenomen van Nature Today.