Ongerept Kenia (1)
Kenia is een onverwacht mooie reisbestemming voor duikers. Met ondiepe riffen, veel macroleven en (bijna) dolfijngarantie. Rob Aarsen ging er duiken.
In de smalle zeestraat tussen Shimoni en het eiland Wasini heb ik misschien wel m’n mooiste duikdag ooit. Drie duiken van tachtig minuten met gids Yatin helemaal voor mezelf alleen. Op ons dooie gemak schuimen we de zeebodem af. Het is een zandbodem die flauw afloopt en we komen nergens dieper dan vijftien meter. Overal in de bodem liggen kleine kuilen met daarin stronkjes koraal of spons. Mini ecosysteempjes die onderdak bieden aan allerlei kleine kleurrijke wezentjes. Yatin wijst iets aan tussen twee koraalstronken die uit de bodem steken. Na drie keer kijken zie ik het nog niet. Dan, met mijn masker tegen het koraal gedrukt, zie ik ineens twee ogen in een vormeloze klomp materie: ik lig neus aan neus met een grote bleekroze hengelaarsvis. Met daarachter nog een kleine groene. Vertrouwend op hun camouflage blijven ze doodstil liggen.
Een kuil verder zwemt een heel klein zeenaaldje rusteloos in het rond. Het is een horse pipefish, familie van de pigmy zeepaardjes die verder naar het oosten voorkomen. Ze zijn te herkennen aan een glad koppie zonder uitsteeksels. De tweede duik wijst Yatin weer zo’n klein frutseltje aan dat iets rustiger is. Ik kan het diertje goed benaderen en zie door de zoeker van de camera dat dit exemplaar wel allemaal uitsteeksels op het minuscule hoofdje heeft – met het blote oog is het nauwelijks te zien. Dit is een pigmy horse pipefish. Steunend op de zandbodem heb ik genoeg houvast om een serie portretten te schieten. Ideaal werkterrein dit, en intussen ligt Yatin naast me te wachten tot ik klaar ben om me vervolgens mee te nemen naar een volgende kuil waarin hij een zeepaardje heeft gevonden. Dat presteert hij nog drie keer deze duik.
Boomblad met ogen
De derde duik die dag begint bij de boeilijn waaraan de bootjes van Pilli Pipa / Firefly Ocean Camp liggen aangemeerd. Het touw is helemaal begroeid met grote groene zakpijpen en sponzen. Daartussen wemelt het van de naaktslakken. Hier kun je alleen al een hele duik op maken. We zwemmen verder naar rechts en komen bij een richel waar het rif begint. Op de rand staan enorme bekersponzen als de kantelen van een middeleeuws kasteel. Meterslange zweepkoralen steken uit de muur. Weer moet ik drie keer kijken als Yatin wat aanwijst. Een bladvis. Deze soort heeft ruwweg de vorm van een boomblad en blijft doodstil liggen. Een blad met twee ogen erin. De vis ligt naast een bekerspons in een moeilijk hoekje. Als ik heel voorzichtig de flitsers in positie breng stoot ik per ongeluk tegen een spons. Die vervolgens op korte stompjes van vinnen wegloopt. Weer een hengelaarsvis! ‘Sorry, sorry!’ roep ik hem in gedachten na. Ik kan hem bijna horen mopperen.
Shimoni ligt in Kenia aan de Indische Oceaan, zo’n zestig kilometer ten zuiden van Mombasa. Het is een oud dorpje, gebouwd op een grottenstelsel waar in de 18de eeuw de slaven werden verstopt voordat ze werden verscheept naar de slavenmarkt van Zanzibar. Een duister verleden waarnaar alleen nog wordt verwezen in een klein museum in een hoekje van de grotten. Het eiland Wasini ligt drie kilometer uit de kust. Hier wonen ongeveer 3000 mensen in twee dorpjes zonder elektriciteit, stromend water of verharde wegen. Ongeveer vijftien jaar geleden ging de Groninger Harm Lutjeboer hier kijken of hij een bedrijf kon overnemen dat was gespecialiseerd in dolfijnexcursies – en werd op slag verliefd. Nadat hij dat had opgeknapt (‘Ik had beter aan de achterkant moeten kijken,’ zegt hij lachend), kocht hij in Shimoni een stuk land en zette daar zijn Firefly Ocean Camp en een duikcentrum op. In eerste instantie als onderdak voor de internationale vrijwilligersorganisatie Camps International. Tussen de machtige baobabs staan hier luxe safaritenten rond een zwembad en bar annex gezamenlijke eetruimte. Het kamp is helemaal verweven met de natuur. Als je de tent open laat staan en er ligt een pak koekjes, heb je kans dat je bij thuiskomst een franjeaapje betrapt dat het zit op te eten. Pal naast het Ocean Camp ligt de duikbasis met tien-, twaalf- en vijftien-literflessen, trimjacks, automaten en volop snorkelspullen. Op het huisrif wordt er gedoken met kleine sloepen, daarbuiten vanaf twee traditionele Arabische dhows: de “Almasi” en de “Monsoon”.
Tijgeren
De enige diepe duik die we maken, loopt in de soep. De plek heet Nyuli en het is een komvormige drop-off in de koraalbodem die op 30 meter begint en dan steil naar 45 meter valt. De wand is mooi begroeid met zacht koraal en gorgonen en door de stroming komen er geregeld grotere vissen langs. Tijdens de afdaling merken we weinig van stroming tot we de 17 meter passeren. Dan slaat de stroming ons ineens keihard in het gezicht terwijl de wand nog tientallen meters voor ons ligt. Dicht tegen de bodem tijgeren we erheen. Op de rand kan ik nog net een glimp opvangen van een mooie kleurrijke overhang maar zodra ik de steen loslaat waaraan ik me had vastgeklampt, spoelt de zee me genadeloos terug naar mijn vertrekpunt. De anderen zijn al bijna uit het zicht. Als we hergroeperen, besluiten we de duik af te breken. Bij Dolphin Point zetten we de dag voort met een ondiepe, relaxte driftduik. Anders dan de naam doet vermoeden kom je hier geen dolfijnen tegen. Wel een dikke laag steenkoraal met daartussen grote anemonen met hele families anemoonvisjes erin. Het rif ziet er gezond uit met bijna geen dode plekken. We zien weinig grote vissen, op twee grote zeebaarzen na die diep onder ons langs passeren.
Pink Reef doet zijn naam dan weer wel eer aan. Verspreid op de zandbodem liggen grote koraalpartijen. Je zwemt er gemakkelijk een rondje omheen of steekt het zand over naar een volgende formatie. De koraaltuin bestaat helemaal uit zachte koraalsoorten in roze en paars. Andere kleuren zie je bijna niet. Of het moet het blauw-geel van de spookmurene zijn, die met wijd opengesperde bek zijn hol bewaakt. Harm begeleidt deze duik en hij neemt me mee naar een kleine grot waarin allerlei soorten garnalen leven. Grote gestreepte zebragarnalen, een grote poetsgarnaal en daarnaast ook nog een bladvis. Die laat ik links liggen omdat ik daar al een goede foto van heb. Zo snel went dat dus. Op de terugweg naar de grote formatie zien we een bidsprinkhaankreeft buiten zijn hol rondscharrelen. Als hij ons met zijn fenomenale ogen in de gaten krijgt schiet hij diep naar binnen en komt er niet meer uit, ook al probeert Harm hem vanaf de andere kant een vriendelijk zetje te geven.
Tekst en foto’s: Rob Aarsen, Onderwatersport Magazine