Na vijf jaar weer zware algenbloei
Duikers in Zeeland hebben het al gemerkt aan het zicht dat nu minder is dan 20 centimeter. Er is opnieuw sprake van zware algenbloei. Na vijf jaar manifesteert dit complexe natuurverschijnsel zich wederom op volle kracht. Het water blijft nog een paar weken extreem troebel.
We hebben momenteel weer te maken met een regelmatig terugkerende, extreem explosieve groei van één specifieke soort alg: de schuimalg Phaeocystis pouchetti. Dit is een eencellig plantje dat met duizenden exemplaren tegelijk bruine, halfdoorschijnende bolletjes met een doorsnede tot enkele millimeters vormt. We hebben te maken met een complex natuurfenomeen dat zich jaarlijks manifesteert, maar slechts om de ongeveer vijf jaar massaal toeslaat. De explosieve groei is afhankelijk van de aanwezige concentraties voedingsstoffen, met name fosfaten en nitraten, de zeewatertemperatuur en de intensiteit van de zonlichtinval. Alleen als al deze componenten optimaal aanwezig zijn explodeert het aantal cellen op een spectaculaire wijze. Niet ieder jaar zijn die omstandigheden voor de alg gunstig genoeg om in extreem hoge dichtheden te kunnen ontwikkelen. De afgelopen vier jaar was de algenbloei beperkt. Maar net als in onder andere 2001, 2007, 2008 en 2013 is het Oosterscheldewater nu tijdelijk weer veranderd in een bijna ondoorzichtige groentesoep.
Het is met name de hoge concentratie van de groenbruine bolletjes die het zeewater zo sterk vertroebelt. De halfdoorzichtige bolletjes worden omgeven door een gelachtig membraan dat uit suikers bestaat die door natrium en magnesium aan elkaar worden gekoppeld. Dit membraan lijkt de alg te beschermen tegen predatie door onder andere dierlijk plankton.
Vier weken geleden werden de eerste bolletjes van de jaarlijks terugkerende algenbloei in de Oosterschelde waargenomen. Binnen een week explodeerde het aantal schuimalgbolletjes tot een dichtheid zoals we dat slechts eens in de zoveel jaar ervaren. Het doorzicht van het Oosterscheldewater is nu gereduceerd tot lokaal minder dan 20 centimeter, terwijl dit anders twee meter of meer kan zijn. Meestal duurt de bloei vier tot zes weken. Dan zijn de essentiële voedingsstoffen uit het zeewater verdwenen, door de algjes opgenomen en vastgelegd in de cellen. De bolletjes zakken dan naar de bodem, sterven daar af en worden verteerd door onder andere bacteriën. Hierbij komen heel veel eiwitten en andere biomoleculen vrij in het zeewater. Door stroming en golfslag denatureren veel van deze eiwitten. Daarbij vormen ze een stevig vuilwit schuim dat op het water drijft en aanspoelt op de stranden. Dit is te vergelijken met het opkloppen van eiwit van kippeneieren. Op afstand lijkt het schuim soms op ijsschotsen en sneeuwhopen. Aan deze karakteristieke schuimvorming heeft de alg zijn Nederlandse naam ‘schuimalg’ te danken. Door het afsterven van de algen komen er enorm grote hoeveelheden voedingsstoffen vrij waar de rest van het jaar de mariene natuur van profiteert: van plankton tot schelpdieren en vissen. Soms is het afsterven van de algen echter zo massaal dat er op de bodem van de Oosterschelde lokaal zuurstofarme zones ontstaan. Zo zijn er na de zware algenbloei van 2001 miljoenen kilo’s mossels in de Oosterschelde doodgegaan, verstikt door de afstervende algen.
In de wereldzeeën komen meerdere soorten Phaeocystis-algen voor. Onze schuimalg is een typische Noord-Atlantische soort, die echter ook al is aangetroffen op de westkust van Alaska en bij Brazilië, Nieuw-Zeeland en Australië. Wereldwijd zorgen deze algen voor ongeveer tien procent van de primaire productie van mariene nutriënten. Dat wil zeggen, de biomassa die in het zoute water door fotosynthese wordt gevormd en een belangrijke basis vormt voor de diverse voedselketens. We hebben het daarbij over circa 4 miljard ton = 4.000.000.000.000 kilogram koolstof die door deze kleine algjes in de oceanen en wereldzeeën in de vorm van biomoleculen wordt vastgelegd. De door sportduikers zo gehate algenbloei is tegelijkertijd dus heel belangrijk voor de natuur.
De bloei manifesteert zich momenteel in extreme vorm, maar we zien nog maar weinig schuim op het oppervlak van de Oosterschelde. Dat betekent dat sportduikers waarschijnlijk nog minstens twee weken last van extreem troebel water zullen hebben. Gelukkig beperkt het verschijnsel zich tot de Ooster- en Westerschelde en de Noordzee. In het Grevelingenmeer en het Veerse Meer komt dit doorzichtverstorend natuurfenomeen niet voor. Daar kunnen sportduikers dus nu naartoe uitwijken voor de beoefening van hun sport. In afwachting van het onvermijdelijke aanstaande einde van de algenbloei en het weer helder worden van de kustwateren.
Tekst en foto’s: Peter H. van Bragt
Dit artikel is uitgebracht door Stichting ANEMOON en met toestemming overgenomen van Nature Today.