Inloggen

Wachtwoord vergeten?

Duiken

Hoe zichtbaar ben jij?

Iedereen die duikt, is bekend met de risico’s van de duiksport. Maar er is ook een risico waar de meesten zich minder bewust van zijn. Bas Poelmann vertelt je meer.

De meeste risico’s van onze duiksport kennen we wel: decompressieziekte, longoverdrukverwondingen, stikstofnarcose, allemaal worden ze behandeld in de welbekende duikopleidingen waarvan we er ongetwijfeld één of meerdere gevolgd hebben. Maar van één risico zijn we ons wellicht minder bewust, omdat daar in de genoemde duikopleidingen weinig aandacht voor is: zichtbaarheid, of liever: het gebrek daaraan. En dan bedoel ik niet slecht zicht onderwater, maar vooral niet zichtbaar zijn voor anderen wanneer je aan het einde van de duik aan de oppervlakte komt.

Wanneer is dit een probleem?

Slecht zichtbaar zijn is in twee gevallen problematisch:

Bij duiken op plaatsen waar ook veel (plezier)scheepvaart plaatsvindt. Duikers die bovenkomen in een scheepvaartroute, worden makkelijk over het (met een zwarte kap bedekte) hoofd gezien – met risico op aanvaringen. Ik begeleid regelmatig bootduiken op de Vinkeveense plassen. Er komen vaak verenigingen langs voor een dagje bootduiken. Ik blijf me erover verbazen hoeveel duikers aan zo’n bootduik beginnen zonder dat ze een decoboei bij zich hebben. ‘Near misses’ zie ik wekelijks voorbij kome: een duiker die bovenkomt op een plaats waar 30 seconden daarvoor nog een (zeil)boot voer, of dat een motorbootje op het allerlaatste moment moet uitwijken voor een bovenkomend buddypaar. Schippers zijn zich er niet van bewust dat er wel eens een duiker plotseling boven water kan komen. Een kleine zwarte kap ter grootte van een voetbal wordt erg makkelijk over het hoofd gezien. Het kan veel ellende schelen wanneer de decoboei op tijd wordt opgelaten.

— Een kleine zwarte kap ter grootte van een voetbal wordt erg makkelijk over het hoofd gezien —

De tweede situatie is zo mogelijk nog zorgelijker. Afdrijven. Dit kan gebeuren in groot open water waarbij de kant niet heel dichtbij is: te ver om te zwemmen. Een navigatiefout in de Grevelingen of met stroming afdrijven in de Oosterschelde en bij duiken op de Noordzee,om maar een paar voorbeelden te noemen. Als je de shotline mist en je moet in de stroming een vrije opstijging maken met een paar minuten deco voor de boeg, kan je een paar honderd meter van de shotline bovenkomen. De boot waarvan je was afgesprongen, weet niet waar je gaat bovenkomen en blijft op je wachten in de buurt van die shotline. Tegen de tijd dat ze zich realiseren dat je vermist wordt, lig je meer dan een kilometer verderop. Die kleine zwarte kap ziem ze na een meter of 50 al bijna niet meer, laat staan op een kilometer afstand.

Nu is afdrijven op zich niet direct levensbedreigend, maar de kou wordt dat al snel wel: aan het einde van de duik zijn we vaak al een beetje afgekoeld maar nog niet onderkoeld.  Maar als je ná je duik nog meer dan een uur moet wachten voordat je weer aan boord wordt gehesen, gaat het echt vervelend worden. Ook het inademen van zout water, omdat er iedere 10 seconden een golf over je heen komt, vormt na een paar uur dobberen terwijl de hulpdiensten tevergeefs naar je op zoek zijn, een groot probleem.

De oplossing

De oplossing? Koste wat kost voorkomen dat je afdrijft. Maak een goed navigatieplan, leer hoe je een gidslijn legt als je aan het einde van de duik weer bij die shotline terug wilt komen. Gebeurt het toch, zorg dat je snel gevonden kan worden. Neem een (grote!) SMB mee en zorg dat je de vaardigheid hebt om deze al vanaf de bodem op te laten (is het lijntje lang genoeg?): hoe sneller die SMB boven is, hoe dichter je op dat moment nog bent bij de plaats waar de boot je verwacht. Wacht je met het schieten van de boei tot aan het einde van de veiligheidsstop/decostop, des te verder ben je ondertussen al weggedreven op de stroming. Op zee of groot open water heb je een grote SMB nodig, langer dan 1.80m. Kleinere boeitjes zijn leuk voor op binnenwateren, maar op zee zijn ze nutteloos: de punt van de boei moet boven de golven uitsteken, anders ben je alsnog niet zichtbaar van een afstandje.
Elke zee heeft, onder invloed van plaatselijke omstandigheden zoals diepte, windkracht en richting, een eigen ‘golfritme’. Zo kan het zijn dat bijvoorbeeld iedere 7e of 11e golf significant hoger is dan z’n broertjes of zusjes. Als de golflengte (de afstand tussen twee golftoppen ) bijvoorbeeld 15 meter is, zit er dus na 105 meter altijd minimaal één ‘hoge’ golf tussen jou en de boot en ben je per definitie onzichtbaar: de kans dat óf jij zelf óf de boot in een golfdal zit en er een hoge golftop tussen jullie in zit, wordt daarmee aanzienlijk groter. Als de boot een hoog uitkijkpunt heeft, heb je al meer kans om gezien te worden.

Ver van je bed show?

“Ik duik toch nooit op de Noordzee”. Ok, en die duikvakantie dan? Maak je bootduiken in Egypte of Kroatië? Begin dit jaar zijn een Nederlandse vader en zoon na een duik vermist geraakt na een duik in Maleisië, en werden de volgende dag meer dan 100km (!!) verderop teruggevonden. Voor de zoon was het helaas te laat…

In een volgend blog vertel ik je wat je als duiker allemaal nog meer kunt doen om te zorgen dat je op zee teruggevonden kan worden. Er is meer mogelijk dan je denkt…

Bas publiceert op DuikeninBeeld regelmatig blogs en content over veiligheid en duiken en reviews van (technische) duikmaterialen.

Vanuit Black Marlin Tech Diving geeft Bas technische duikopleidingen op verschillende niveaus.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Velden met * zijn verplicht *

Nieuwsbrief