Inloggen

Wachtwoord vergeten?

Natuur

Dreadlocks op het strand

Het leek deze zomer soms wel een mierenhoop aan het strand. Half Nederland was aan zee of probeerde daar naartoe te komen. Wel logisch bij een min of meer verplichte vakantie in eigen land. Dan is het natuurlijk fijn als dat land aan zee grenst. De eventuele ongemakken nemen de mensen dan ook voor lief. Kwallen bijvoorbeeld, die horen er bij. Vooral bij ‘oostenwind-kwallenwind’ (aflandige wind) kom je ze vaak en soms massaal tegen op het strand en in de brandingszone. Deze glibberige en soms stekende dieren krijgen hoe dan ook veel aandacht van het strandpubliek.

Aangespoelde eierstrengen van de gewone pijlinktvis. Foto: Ad Aleman.

Van boompje tot kwal
Langs onze kust komen meerdere soorten kwallen voor. De bekendste, waaronder een paar vervelende die steken, zijn de echte schijfkwallen (Scyphozoa). Deze ongewervelden uit de stam der neteldieren (Cnidaria) hebben een in drie fasen uiteenvallende levenscyclus. Na een planktonische fase in het zeewater nestelen ze zich op de bodem en groeien ze uit tot een soort ‘boompjes’ (poliep-stadium). Van die boompjes snoeren de bovenste delen zich af, een proces dat strobilatie heet, waarbij het losgekomen deel aan het eigenlijke kwalstadium (meduse-stadium) begint. Dit worden de bekende strandkwallen.

Soorten kwallen
Er zwemmen of zweven in het zomerseizoen vier of vijf soorten schijfkwallen in ons kustgebied: de oorkwal, de kompaskwal, de zeepaddestoel en de blauwe en gele haarkwal. De steek van de oorkwal en de zeepaddestoel voel je niet, die van de andere drie wél.

Je herkent oorkwallen meteen aan de vier, of meer, roze of witte cirkels op de schijf, als een soort klavertje vier. De kompaskwal heeft uit de top stralende bruine v-vormige strepen, als een ouderwets kompas. De zeepaddestoel is lichtblauw met bloemkoolachtige aanhangsels onder de hoed. Blauwe haarkwallen zijn paarsblauw of soms ook geel of roodachtig en hebben lange tentakeldraden, waar je beter niet tegenaan kunt komen. Hetzelfde geldt voor de gele haarkwal, maar die is een stuk zeldzamer. Behalve dit vijftal, waarvan met name de zeepaddestoel zeer groot kan worden, zijn er ook andere, veel kleinere kwalletjes. De tot een andere klasse behorende ribkwalletjes bijvoorbeeld, die vaak als geleiachtige druppeltjes op het strand liggen – en niet steken.

Schijfkwallen in zee. V.l.n.r.: oorkwal, kompaskwal, blauwe haarkwal, zeepaddestoel. Foto’s: Ad Aleman (links en midden-links) en Marion Haarsma (midden-rechts en rechts).
Schijfkwallen aangespoeld op het strand. V.l.n.r.: oorkwal, kompaskwal, blauwe haarkwal, zeepaddestoel. Foto’s: Alie Postma, Ad Aleman, Rykel de Bruyne, PICTAN.

Dreadlock-kwallen
Maar wat zijn dan die kwallen met lange geleiachtige armslierten die vanaf juni op het strand aanspoelen? Zoals de foto’s laten zien, doen ze sterk denken aan het dreadlock-kapsel van de Rastafari uit Jamaica. Elk jaar opnieuw komen er vragen binnen over deze rasta-dingen op het strand. En gelukkig maar, want het antwoord is uiterst boeiend en voor veel mensen totaal onverwacht. Wie goed kijkt ziet dat er geen hoed of schijf bij de geleimassa zit. Dat is logisch, want het zijn helemaal geen kwallen. Het zijn namelijk de eieren van een bepaalde groep pijlinktvissen. In de meeste gevallen betreft het de gewone pijlinktvis (Loligo vulgaris). Net als veel kwallen komen de Loligo-eiertrossen vooral op het strand terecht als de wind aflandig is. Langs de Hollandse kust is dat oostenwind, op de noordelijke waddeneilanden oosten- en vooral zuidoostenwind. De van het land waaiende wind blaast het zeewater richting zee, waardoor er onder water een stevige onderstroom ontstaat die van alles meevoert.

Pijlinktvissen
Anders dan de bekende octopus met acht armen heeft een pijlinktvis naast acht min of meer gelijke tentakels, ook nog twee langere, intrekbare vangarmen. Deze tienarmige inktvissen hebben een torpedovormig lichaam met aan het kopgedeelte twee uitstekende vinnen die het lichaam een puntvorm geven. Het zijn jagers met grote, goed ontwikkelde ogen, die snel kunnen zwemmen. Hoewel ze in de zomer voor onze kust algemeen zijn, spoelen maar weinig dieren op het strand aan.

Pijlinktvis-vrouwtje bezig met het afzetten van eieren in de Oosterschelde bij de Bergse Diepsluis. Foto: Marion Haarsma.

Jonge inktvisjes
Zo’n aangespoelde dreadlock-tros is het legsel van meerdere inktvisvrouwtjes. Deze zetten hun eitjes in gelatineuze strengen af en maken die vast aan voorwerpen op de zeebodem. Eén streng kan honderd eitjes of meer bevatten. De meeste eiertrossen bevatten enkele tientallen strengen, maar er zijn ook aanspoelingen bekend met honderden strengen en een gewicht van meerdere kilo’s. In de geleimassa ontwikkelen de eieren zich tot afzonderlijke inktvisjes. Als je de eierstrengen van dichtbij bekijkt, kun je in sommige gevallen de baby-inktvisjes zien zitten. Eieren die ver genoeg ontwikkeld zijn, kun je laten uitkomen in een zeeaquarium. Je ziet dan diertjes met duidelijke ogen, minieme vangarmpjes en vaak ook al wat rode pigmentvlekjes, die later uitgroeien tot de chromatoforen waarmee inktvissen hun kleurpatroon razendsnel kunnen aanpassen.

Baby-dwerginktvisjes uit een eierstreng. De ogen, armpjes en rode chromatofoorvlekjes zijn al zichtbaar. Foto: Jan Johan ter Poorten.

Paaitrek
De gewone pijlinktvis trekt in het voorjaar de Noordzee binnen via Het Kanaal. Afhankelijk van de temperatuur zoeken mannetjes en vrouwtjes elkaar vanaf juni in het ondiepe kustwater op om te paren en eieren te leggen. Dat gebeurt langs de hele kust, maar vooral in de Oosterschelde nemen duikers dat eierleggen zo nu en dan waar en maken er fraaie foto’s van. Na het paaien zoeken de pijlinktvissen het diepere water weer op. Het overgrote deel van de dieren sterft al vrij snel daarna. Na augustus, als de eieren zijn uitgekomen, worden er nauwelijks meer legsels gevonden. Wel kan dan als nalatenschap van de overleden dieren nog de ‘gladius’ aanspoelen. Dit is het restant van wat in de evolutie ooit een schelp was (inktvissen behoren tot dezelfde stam van het dierenrijk als slakken en mossels). Het is een dun en fragiel, transparant wit of geelwit, uit chitine bestaand, plasticachtig voorwerp in de vorm van een smalle vogelveer. Het zat inwendig aan de rugzijde van de inktvis. Aangespoelde ‘veren’ zijn niet zeldzaam, maar worden vaak over het hoofd gezien. Die van het vrouwtje is iets breder dan die van de mannetjes.

Gladius van een pijlinktvis aangetroffen op Schiermonnikoog. Deze zit bij het levende dier inwendig aan de rugzijde. Foto: Thijs de Boer.

Waarnemingen van zee-organismen en weekdieren kunnen altijd gemeld worden via de website van Stichting ANEMOON en daarnaast via platforms als waarnemingen.nl.

Naschrift: Eiertrossen van inktvissen (dreadlock-kwallen) kunnen niet steken, maar sommige schijfkwallen wél. De netelcellen van de kompaskwal en de beide haarkwallen kunnen door de huid heendringen en dat is erg onprettig. Meestal zijn de steken vrij makkelijk te behandelen. Kwallengif kan worden geneutraliseerd met heet water (minstens afwasteil-warm). EHBO-posten en, als ze het niet te druk hebben ook de mensen van de reddingsbrigade of anders de mensen van strandpaviljoens, willen meestal wel helpen.

Met betrekking tot de jonge inktvisjes in eierstrengen: deze zijn op het strand in de zon ten dode opgeschreven. Acties om de eieren terug te zetten zijn erg lovenswaardig, maar hebben vaak nog beperkt succes.

Tekst: Rykel de Bruyne en Inge van Lente, Stichting ANEMOON
Foto’s: Alie Postma; Ad Aleman; Marion Haarsma; Jan Johan ter Poorten, Aperta; Thijs de Boer, PICTAN (afb. archief Stichting ANEMOON)

Anemoon Stichting logo RGB_websiteDit artikel is uitgebracht door Stichting ANEMOON en met toestemming overgenomen van Nature Today.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Velden met * zijn verplicht *

Nieuwsbrief