Malini Witlox – Determineren kun je leren: het belang van MOO-formulieren
Meten is weten. En om meer te weten te komen zijn de waarnemingen van duikers nodig. Duikreporter Malini Witlox leerde tijdens een biologieweekend van Stichting Anemoon veel over onderwaterbiologie en jij kunt binnenkort ook mee doen aan zo’n weekend.
Datum: oktober 2022
Duiklocatie: Zeeland
Wist je dat zeewieren geen planten zijn maar algen? Als duiker komen we normaliter alleen in de tropen planten tegen in mangroven of als we zeegras zien. In Nederland gaat het normaliter om algen, te verdelen in 3 soorten wier. Groenwier, bruinwier en roodwier. Dit leerde ik bij een biologieweekend van Stichting Anemoon.
In drie dagen tijd gaven de biologen maar liefst vijf lezingen over allerlei onderwerpen. Het doel: mij en anderen beter te leren determineren, zodat we na onze duiken een MOO-formulier in kunnen vullen. Op deze digitale lijstjes vul je in waar je gedoken hebt en wanneer, wat je gezien hebt en in welke hoeveelheid. Maar ook belangrijk: je meldt ook wat je niet gezien hebt. Het zorgt ervoor dat de biologen met behulp van de Nederlandse duikers zicht krijgen in het onderwaterleven en wat er verandert. De metingen worden onder meer vertaald in een verspreidingsatlas en weer gebruikt door beleidsmakers. Ook kun je als duikers interessante wetenswaardigheden opzoeken in de atlas. Wist je bijvoorbeeld je de grootste kans hebt om gehoornde slijmvissen bij Plompe Toren te zien?
Om de formulieren in te kunnen vullen, moet je het onderwaterleven wel herkennen. En dat is niet makkelijk, zo blijkt uit de lezing van wieren van Luna van der Loos waarmee het weekend begint. Er zijn namelijk maar liefst 275 soorten wieren. We beginnen met een fris hoofd, maar na een half uurtje duizelt het al met informatie over fotosynthese, groenwieren, bruinwieren en roodwieren (die echter niet altijd die kleuren hebben). Zo zijn er blauwwieren die als roodwier ogen en lijken mosdiertjes soms op wier maar is het dat niet. In een snel tempo neemt Luna ons mee langs de diverse wieren, de manier waarop ze zich voortplanten en hun benodigdheden (hard substraat en zonlicht).
Eigenlijk kun je een heel weekend over zeewier praten blijkt en ik neem me voor in de ondiepe wierzone waar ik vaak voorbij zwem, wat beter om me heen te kijken. Maar als ik de verschillende wieren daarna in een waterbak bekijk, lijkt een deel weer op elkaar. Pas met een microscoop zie je de verschillen.
De volgende dag staan maar liefst twee lezingen op het programma: eentje over sponsen, zeeanemonen, kwallen en wormen en eentje over huisjes – een naaktslakken en inktvissen. Bioloog Floris Bennema toont een grafiek waarop te zien is dat de geweispons in 25 jaar tijd eerst toenam, maar nu weinig meer te zien is. “Er zijn diverse oorzaken: minder stroming, een andere temperatuur, minder zicht”, legt hij uit.
Het is wel het nut van de MOO-formulieren. Meten is weten. Bovendien blijken sponzen heel interessante dieren te zijn. “Ze eten suikers en bacteriën uit het water. Met een pompende beweging zuigen ze zuurstof naar binnen, via de uitstroomopening gaat het er weer uit.” Sponzen, verdeeld tussen glassponzen, gewone sponzen en kalksponzen bestaan uit diverse kleine naalden, die je echter met het blote oog niet ziet, zo leert Floris ons. Maar determineren is nog niet zo makkelijk. Zo kan de gewone broodspons oranjegeel maar ook groen zijn, waarbij die kleur wordt veroorzaakt door algen.
We gaan razendsnel langs de lestof over kwallen (leuk weetje: iedere kwal was ooit een poliep) en gaan via de weekdieren naar de muiltjes (leuk weetje: de onderste is altijd vrouw) en door naar de rosse sterslak die je vanwege de klimaatverandering ook kan zien in het arctisch gebied. Het duizelt me al, maar dan moeten lezingen over de uitstroomopeningen bij zakpijpen en roodbuikaasgarnalen nog komen en de volgende dag volgt nog een lezing over vissen.
Hoe ga ik alles wat ik nu geleerd heb onthouden en invullen op de MOO-formulieren? Want als ik iets verkeerd determineer, dan komt het voor eeuwig verkeerd in de boeken. Bioloog Brendan Oonk stelt ons gerust. Hij maakt een rondje in de zaal, waarbij iedereen één soort moet noemen. Dat lukt. “Jullie kunnen dus allemaal prima MOO-formulieren invullen. Wat je niet kent vul je niet in. En als er door een fout een hele rare waarneming in zit, volgt altijd een extra check.”
Van 17 tot 19 februari organiseer Stichting Anemoon opnieuw een MOO-weekend, gericht op duiken in de winter. Ook staat de stichting op de Duikvaker.