Krabbelt de platte oester weer op?
De inheemse platte oester had het in het verleden zwaar. Een ziekte in een strenge winter, overbevissing en later verdringing door de exotische Japanse oester deden de tweekleppige sterk afnemen. In 2010 namen duikers in de Oosterschelde nauwelijks nog exemplaren waar. Inmiddels lijkt de soort voorzichtig maar gestaag terug te komen.
In de Nederlandse wateren komen tegenwoordig twee soorten oesters voor, die ook gekweekt worden voor consumptie: de platte oester (Ostrea edulis) en de Japanse oester (Crassostrea gigas, tegenwoordig ook wel aangeduid als Magallana gigas). De eerste is een inheemse soort die al sinds de prehistorie wordt gegeten, de tweede een exoot die bewust werd ingevoerd en zich daarna explosief heeft uitgebreid. Beide soorten zijn sterk variabel van vorm, hebben een dikke schelp en leven vastgehecht aan de bodem. Oesters hebben een bolle en een platte klep. Met name de platte klep heeft een schilferig oppervlak. Bij de Japanse oester zijn de schelpen meestal langwerpig, kleuriger en vaak grillig gevormd, met golvende – vaak zeer scherpe – randen. Platte oesters zijn rond of wat peervormig met minder scherpe randen. Als consumptie-oesters worden ze met nog andere namen aangeduid, Ostrea edulis wordt in ons land vaak ‘Zeeuwse oester’, ook wel ‘platte Zeeuwse oester’ genoemd, de Japanse ook wel ‘Kromme Zeeuwse oester’. Internationaal wordt ook de vorm benadrukt, met voor de oorspronkelijke soort ‘Huîtres plates’, ‘Flat European oyster’ en voor de ingevoerde exoot meestal de Franse naam ‘creuse’ (holle/diepe). Andere regelmatig gebruikte aanduidingen voor de laatste zijn ‘Pacific oyster’, ‘Japanese oyster’ en kortweg ‘japonaises’.
Aftocht en opkomst van de twee soorten
De oesterkweek van de platte oester werd door de strenge winter van 1962/1963 en de toen welig tierende oesterziekte Bonamiasis een zware slag toegebracht. Deze ziekte wordt veroorzaakt door de microbe Bonamia ostreae. In de zeventiger jaren is de Japanse oester in de Oosterschelde geïntroduceerd om de oesterkweek te herstellen, aangezien deze in tegenstelling tot de Platte oester niet bevattelijk was voor de oesterziekte.
In 1982 vond er een omvangrijke broedval van de Japanse oester plaats, waarna de soort ook buiten de kweekgebieden sterk toenam. Tegenwoordig zijn de Oosterschelde en andere Zeeuwse wateren al jaren verzadigd met Japanse oesters, maar in de Waddenzee neemt de exoot nog steeds toe.
De Japanse oester bleek een sterke concurrent voor de platte oester, die alleen maar verder afnam. Door de massaliteit van de Japanse oester worden grote hoeveelheden fytoplankton afgefilterd, waardoor er minder voedsel beschikbaar is voor andere filterfeeders. Aanvankelijk werd de exoot verguisd en als ecologische ramp bestempeld, maar inmiddels beginnen we ook de positieve kant van de soort te zien: het zijn goede rifbouwers. In de Waddenzee ontstaan inmiddels weer oesterbanken op plaatsen waar in een ver verleden banken met Platte oesters voorkwamen, die echter met name door visserij al lang geleden waren verdwenen. Op de nieuwe riffen vestigen zich ook mossels en andere soorten die afhankelijk zijn van hard substraat. Bovendien bieden de riffen een schuilgelegenheid voor vissen, kreeftachtigen en tal van andere soorten, zodat de riffen steeds meer gezien worden als een aanwinst voor de biodiversiteit.
Toename platte oesters in de Oosterschelde
In de Oosterschelde is er vanaf 1974 sprake van een sterke afname van de Platte oester. In 1997 werd de soort betrokken bij het Monitoringroject Onderwater Oever (MOO) van Stichting ANEMOON, waarbij duikers ruim 150 soorten monitoren. Uit de grafiek hieronder komt naar voren dat de Platte Oester vanaf 1997 tot 2010 steeds minder werd waargenomen. Momenteel echter, lijkt er in het Nederlandse (en Belgische) Noordzeegebied opeens sprake te zijn van een toename van deze bijna verdwenen soort. Over deze (zeer) recente toename verschenen al eerder berichten op Nature Today. Zoals nu blijkt, namen en nemen ook in de Oosterschelde de waargenomen aantallen de laatste jaren weer voorzichtig maar gestaag toe, met de hoogste aantallen in 2017.
Oorzaak
Mogelijk heeft de waargenomen toename van de platte oester (mede) te maken met de opkomst van een variant van het herpesvirus, dat in 2010 in de Oosterschelde en in het Grevelingenmeer is aangetroffen. Een virus dat overigens van nature voorkomt in de Europese zoute wateren. Dit virus veroorzaakt sterfte onder Japanse oesters, waarbij vooral jonge dieren worden getroffen. De Platte oester lijkt minder bevattelijk voor dit virus en kan zich daardoor vestigen op plekken die die niet (meer) worden bezet door Japanse oesters. Of de twee exotische oesterborende slakken ook enige invloed op het opkrabbelen van de inheemse oester hebben, valt sterk te betwijfelen: zowel de Amerikaanse oesterboorder (Urosalpinx cinerea) als de Japanse stekelhoren (Ocenebra inornata) vallen immers niet alleen ‘creuses’ aan, maar boren net zo graag in jonge platte oesters…
Tot slot
Het einde van de populatieontwikkelingen van de platte en de Japanse oester is nog lang niet in zicht. De ontwikkelingen laten zich ook niet voorspellen. De MOO-waarnemers van Stichting ANEMOON kunnen dus ook wat deze soorten betreft nog jaren voort.
Meer informatie
Methode voor het verzamelen van gegevens in het Monitoringproject Onderwater Oever (MOO): Het Duiken Gebruiken 3(pdf; 20,9 MB)
Tekst: Adriaan Gmelig Meyling, Stichting ANEMOON
Foto’s: Silvia Waajen, Mick Otten en Sylvia van Leeuwen (allen Stichting ANEMOON, Strandwerkgemeenschap en/of Nederlandse Malacologische Vereniging)
Dit artikel is uitgebracht door Stichting ANEMOON en met toestemming overgenomen van Nature Today.