Inloggen

Wachtwoord vergeten?

Nieuws

Vissen met een potje water

Vissen laten DNA achter in het water. Door watermonsters in het lab te analyseren kan worden vastgesteld welke soorten in een water voorkomen.
Misgurnus fossilis_grote modderkruiper

Afgelopen jaar is er een grootschalig vergelijkend onderzoek uitgevoerd tussen de eDNA-methode en traditionele visbemonsteringen. De resultaten waren veel belovend, gemiddeld werden er met eDNA maar liefst 1,6 keer meer vissoorten aangetoond per traject.

Traditioneel onderzoek naar vissen wordt uitgevoerd met netten, fuiken en elektrovisserij. In 2011 is de environmental DNA (eDNA) methode voor het eerst in Nederland toegepast voor het opsporen van grote modderkruipers. Bij deze methode worden watermonsters geanalyseerd op DNA dat soorten in hun omgeving achterlaten. Waar de eerste toepassing zich richtte op het detecteren van een enkele soort, is er vanaf 2012 ook gewerkt aan een tweede toepassing waarbij een hele soortgroep gelijktijdig in kaart wordt gebracht: eDNA-metabarcoding. Bij deze methode worden alle DNA fragmenten van vissen vermeerderd middels een PCR reactie. Vervolgens worden de DNA-codes van deze fragmenten uitgelezen en vergeleken met een referentiedatabase. Hierbij wordt gekeken welke soort bij welke DNA-code hoort. Het resultaat is een soortenlijst met het aantal fragmenten per soort.

Van poldersloten tot grote meren
In 2015 is een grootschalig onderzoek uitgevoerd door RAVON i.s.m. de STOWA en 11 waterschappen. Binnen dit onderzoek zijn op 55 locaties eDNA watermonsters verzameld en is er gelijktijdig door derden een visbemonstering uitgevoerd voor de periodieke Kaderrichtlijn Water monitoring. Zo was het mogelijk de eDNA-methode te vergelijken met actuele gegevens over de visstand. Er is zowel in stilstaand als stromend water bemonsterd in o.a. sloten, kanalen, beken, kleine rivieren, plassen en grote meren.

Meer soorten met eDNA
De resultaten van de traditionele visbemonsteringen zijn vergeleken met die van de eDNA-bemonstering. Met eDNA werden er gemiddeld 1,6x meer soorten per traject aangetoond in vergelijking tot de vangsten. In stromende wateren was het verschil het grootst (1,8x meer soorten) en in meren en plassen het kleinst (1,3x meer soorten). Enkele soorten werden opvallend vaak wel met eDNA aangetoond maar niet gevangen. Zo was de trefkans voor karper en tiendoornige stekelbaars respectievelijk 2,5 en 3,5 keer hoger met eDNA dan met de traditionele visbemonstering. Dit valt te verklaren doordat het bij karpers vaak om grote alerte vissen gaat die weten te ontkomen aan de visbemonstering. De tiendoornige stekelbaars is juist heel klein en kan zo soms letterlijk door de mazen van het net glippen.

Vervolgonderzoek
De eDNA-methode blijkt een betrouwbare, effectieve en bovendien diervriendelijke en weinig verstorende methode voor het in kaart brengen van de aanwezige vissoorten te zijn. Dit najaar zal RAVON i.s.m. de STOWA en de waterschappen een vervolgonderzoek opzetten. Hierin wordt gekeken naar de optimale bemonsteringsstrategie voor de verschillende watertypen. Daarnaast zullen de mogelijkheden om via eDNA ook een betrouwbaar beeld te krijgen van de relatieve dichtheden van vissen verder onderzocht worden.

Meer weten? Lees hier het hele rapport.

Bron: RAVON

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Velden met * zijn verplicht *

Nieuwsbrief