Hoezo gorgelpijp?
Het nog koude Oosterscheldewater biedt duikers in dit seizoen een fascinerend schouwspel. Plaatselijk is de bodem bedekt met een oranjeroze bloemtapijt. Maar schijn bedriegt: het zijn geen onschuldige bloemetjes!
Het adembenemende Oosterschelde-bodemtapijt in het voorjaar wordt veroorzaakt door vastgegroeide kolonies hydropoliepen. Dit zijn geen onschuldige bloemen, maar neteldieren: carnivore organismen (poliepjes) die cellen met gifpijltjes gebruiken om hun prooien te verlammen of roofdieren af te schrikken. Tot de neteldieren behoren ook kwallen en zeeanemonen. De twee soorten die het tapijt maken hebben opvallende namen: gorgelpijp en penneschaft.

Geen kerkorgel
Komt tijdens een excursie of lezing de naam ‘gorgelpijp’ voorbij, dan zijn er altijd mensen die in de harde holle steeltjes de pijp van een (kerk)orgel zien. Maar daar komt de naam niet vandaan. Blijkbaar vergeleken onderzoekers vroeger een verdroogde luchtpijp – men verzamelde echt van alles in rariteitenkabinetten – met de verdroogde pijppoliepjes. Dat leidde 239 jaar geleden tot de wetenschappelijke naam Tubularia larynx (tegenwoordig Ectopleura larynx). Het woord larynx betekent strottenhoofd en daarmee kun je drankjes gorgelen. Zo ontstond de Nederlandse naam ‘gorgelpijp’, al aanwezig in 1859 in de ‘Natuurlijke Historie van Nederland’. Tegenwoordig zetten we er het woord poliep achter, zodat iedereen weet dat het gaat om een hydropoliep/hydroïdpoliep.

Als een ganzenveer
Penneschaft (Tubularia indivisa) is te herkennen aan de lange, rechtopstaande buisjes of steeltjes. Dit deed onderzoekers denken aan de schacht van vogelveren. Niet zomaar een veer, maar de bewerkte ganzenveren die in de westerse wereld van de zesde tot de negentiende eeuw het belangrijkste schrijfinstrument waren. Schaft is een oudere spelling van schacht. De naam penneschaft is even oud als die van gorgelpijppoliep.
Voorjaarsbloei
Penneschaft en gorgelpijppoliep komen onder water vaak samen voor. Ze groeien kronkelig door elkaar en vormen struikjesachtige structuren. Beide soorten groeien op de Oosterscheldebodem, maar ook op grotere schelpen en andere onderwaterstructuren, zoals op de pijlers van de Zeelandbrug. Uit het langsstromende water vangen de tentakeltjes van de poliepen voedseldeeltjes en prooien in de vorm van plankton. In het voorjaar vallen tussen de oranje tot rozerood gekleurde ‘bloemetjes’ ook de besjesachtige voortplantingsbolletjes op.
Uit elkaar houden
Hoewel ze op elkaar lijken, zijn er verschillen. Kort gezegd: de gorgelpijppoliep bestaat uit dunne, wél duidelijk vertakte buisjes/steeltjes met vrij kleine en iele ‘bloemetjes’. De penneschaft bestaat uit langere, onvertakte maar dikkere steeltjes /buisjes. De ‘bloemetjes’ van deze poliep zijn duidelijk groter. Ook op het strand of elders langs de kust aangespoelde kluwens of poliepenbosjes kunnen aan de hand van hun al dan niet vertakte buisjes worden herkend. (zie ook kader)

Poliepverschillen
Voor geïnteresseerden hierbij nog wat uitgebreider het verschil tussen beide ‘bloemetjes’ in het voorjaarsbodemtapijt. Er komen overigens ook nog andere poliepen voor in onze wateren.
Gorgelpijppoliep heeft smalle, korte, veelvuldig vertakte, bleek geelwitte, smalle steeltjes/buizen (circa 1,5 millimeter doorsnede), die meestal niet langer dan 10 centimeter worden. De kolonie groeit vaak uit een grondplaat omhoog. De poliepen (bloemetjes) zijn klein – circa 3 millimeter – en vaak donker paarsrood. Ze hebben rond de mondopening een kransje van ongeveer twintig kleine (orale) tentakeltjes, met wat lager een krans van ongeveer evenveel (20 tot 25) grotere (aborale) tentakels.
Penneschaft wordt groter en vormt vrijwel solitaire, onvertakte bruinoranje buisjes op vrij dikke (tot 3 millimeter doorsnede) steeltjes/buizen. Ze groeien verticaal vanuit wortelachtige verbindingen (stolonen) die aan het substraat verankerd zitten en kunnen 15 tot 20 centimeter hoog worden. De poliepen (bloemetjes) aan de buisuiteinden zijn relatief groot (tot 15 millimeter) en melkwit met roze tinten. Rond de mondopening zit een kransje met circa veertig (orale) tentakeltjes. Iets lager aan de bloem zit een krans van 25 tot 30 grotere, langere (aborale) tentakels.
Beide soorten hebben in het voorjaar besjesachtige voortplantingsstructuren (gonoforen) die aan steeltjes (blastostylen) tussen de tentakels in hangen. Bij gorgelpijp zijn die ‘besjes’ vaak roodachtig, bij penneschaft lichter, eerder roze.
Gespecialiseerde zeenaaktslakken
Hydropoliepen worden gegeten door sommige zeenaaktslakken. De gorgelpijp-knotsslak (Tenellia gymnota) dankt daar zelfs zijn naam aan. Maar naamgeving dekt niet altijd de lading. Want deze naaktslak eet in werkelijkheid, ondanks de naar gorgelpijppoliep verwijzende naam, vooral penneschaft. Vaak verschuilen de dieren zich onderaan de buisjes van de poliepen waarop ze ook hun eipakketjes afzetten.

Jouw waarnemingen
Duikers kunnen nu onder water met eigen ogen de polieptapijten in volle glorie bekijken. Als duiker kun je meedoen aan het Monitoringproject Onderwater Oever (MOO) van Stichting ANEMOON. Je waarnemingen zijn daarbij bijzonder welkom en dragen bij aan ecologische kennis, zoals de relatie tussen poliepen en naaktslakken. Aanmelden kan via het ANEMOON-portaal. Je ontvangt dan meer informatie over het MOO en wordt uitgenodigd vrijblijvend mee te doen aan een digitale MOO-introductie. Je kunt ook een e-mail sturen aan ANEMOON.
Tekst: Lilian Schoonderwoerd, Stichting ANEMOON met dank aan Rykel de Bruyne en Brendan Oonk
Beeld: Marion Haarsma; Ron Offermans; Godfried van Moorsel, Ecosub; Bernard Picton
Tekeningen: Gorgelpijppoliep naast penneschaft naar: Vervoort, 1946. Fauna van Nederland. Afl. XIV. Hydrozoa
Dit artikel is uitgebracht door Stichting ANEMOON en met toestemming overgenomen van Nature Today.