Beroepsduiken – Hoe ik een ‘echte’ duiker werd (2)
Marien bioloog Oscar Bos gaat de tweede week van zijn opleiding voor beroepsduiken in. Het Markermeer en de duikput wachten op hem.
Week twee. Er staat een koude oostenwind. We gaan vanaf de steiger in het Markermeer oefenen met communicatie, met het zoeken van objecten, lijnsignalen en we doen een autowrakinspectie. Ik sta werkelijk te popelen om deze uitdaging aan te gaan. Op de kant staat een haspel met een knoppendoos en een koptelefoon. Die wordt gekoppeld aan de duiker die twee oortjes en een microfoon in het volgelaatsmasker heeft. We testen het setje en het lijkt te werken. De communicatie moet kort en bondig: “dus geen lang lulverhaal” aldus ex-marinier Tim. Hij is deze week onze begeleider, staat altijd kaarsrecht en heeft verstand van alles. En hij heeft een werkverleden waarin hij de gevaarlijkste en naarste dingen heeft gedaan die je maar kunt bedenken. Iets met bommen, ontsnappingen uit onderzeeërs, maar ook iets met massagraven. Hij werkt hier al een aantal jaar “omdat ik geen geraniums heb”. Voor de veiligheid gaan we via ‘de handreiking’ te water. Tim instrueert “poepertje op de steiger!” Ik ga zitten, pak zijn hand, zet mijn andere hand op de steiger, en laat me zakken in de groene soep.
Na een masker-check (hoofd onder water, schudden, kijken of er geen lucht ontsnapt) zwem ik uit. De communicatie is helaas ruk door blazende bellen die langs mijn hoofd ontsnappen. Blijkbaar sluit mijn masker niet goed aan, waardoor alle instructies van boven ongeveer zo klinken: “Blubl blub blub nablub rechtsblub, naar blub! Rechts!” Met de communicatielijn over mijn schouder probeer ik naar rechts te gaan. Maar een echt lijngevoel krijg ik niet. Dus ik ploeter voort, op weg naar een autowrak. Het zicht is 10 cm, het is donker en de bodem is prut. Al met al geen feestje.
Ik ben er klaar mee
Onder water vraag ik me ondertussen sterk af wat ik daar in godsnaam aan het doen ben. Ik hoor niks, ik heb geen idee waar ik ben, ik zie niks. Mijn ideaalbeeld van een bioloog die op mooie plekken rondzwemt, verbrokkelt rap en er bouwt zich een beeld op van een klussende bouwvakker onder water of zelfs een autowrakberger. Ik besluit, terwijl ik de auto aan het aftasten ben: klaar ermee! Dit is niet mijn idee van wat ik met duiken wil. En dan moet ik straks zeker op 30 meter in het pikkedonker een duiker in nood behangen met gereedschap uit een auto gaan redden met 10 cm zicht. Doei! Jammer, maar dit is niks voor mij. Ik krijg wel direct een hoop respect voor al die brandweerlieden die bij nacht en ontij mensen uit auto’s redden uit de gracht.
— Het zicht is 10 cm, het is donker en de bodem is prut. Al met al geen feestje. —
Na een bord pittige pasta van Loes in de kantine trek ik weer een beetje bij. Ik bespreek het voorval met Tim, kom erachter dat ‘time out’ ook een optie is. Die middag laat ik het wrak even voor wat het is, en doe mijn best als communicatieman aan de kant. Ik hoor van Hans dat het slechts een extra oefening is, niet verplicht voor mijn cursus, wel goed om m’n grenzen op te zoeken. Vooruit dan maar.
Toverdoos
De rest van de tweede week en de derde week zitten we vooral in de duikput op het terrein naast de duiktoren. Het is nog steeds koud, maar de zon schijnt. De put is een bruine bak water van 22 meter diep, met een opening van 5 x 5 m. De zijkanten bestaan uit damwanden met steunbalken, voor de stevigheid. Hij is gevuld met Markermeerwater en er zitten zelfs vissen in. Het zicht is hier een stuk beter, met 1 tot 1,5 meter. We houden ons bezig met diepere duiken tot de bodem, en daarna met opdrachten op de beweegbare bodem die op 9 m of 15 m diepte is vastgezet. Onder toeziend oog van Kaj, een boom van een ex-marinier en een alleskunner, moeten we van planken nette kistjes met loodrechte hoeken timmeren onder water (hout drijft!). Daarna komt Tim met de toverdoos: een soort IKEA pakket van metaal, schroeven, flenzen, bouten, moeren en hout. Ook die moet netjes in elkaar worden gezet. Ik vermaak me wel. We hijsen dingen van boven naar beneden en werken met hefballonnen en takels.
Dan gaan we serieuze decompressieoefeningen doen, waarbij we binnen vier minuten na opkomst in een decompressietank op druk moeten zitten. Twee buddy’s trekken je fles, masker, lood, vinnen, handschoenen en de rest zo snel mogelijk van je lijf. Dan wurm je je uit je pak, en floep je de decotank in. Hup, snel de deur dicht en de druk omhoog. Tim zit aan de knoppen en Job kijkt ons door het patrijspoortje aan. Je moet veel meer klaren dan onder water, maar heel ingewikkeld is het niet. We geven Job OK-signalen door het raampje en oefenen ook met tikken met een hamer, voor het geval de andere communicatie uitvalt. Een ballonnetje met lucht op het bankje voor me krimpt tot de helft van z’n grootte. Eenmaal op druk doe je een zuurstofmasker op en blijf je relaxt zitten, zodat de stikstofbelletjes nergens in je bloedsomloop blijven klemmen. Als de tank zes minuten later weer van de druk afgaat, wordt het ijskoud binnenin. Dat is een merkwaardig fenomeen, maar precies volgens de theorie van de gaswetten. Verder maken we voor het curriculum nog een diepe duik in een zandput op het Markermeer, een half uurtje varen. Hier ook maar 10 cm zicht en geen vis te zien. De boottocht is wel lekker.
— Parelen, parelen, parelen… in het holst van de nacht toch nog eens even mijn ‘storing tweede trap’ oefenen. —
Examentijd
De nacht voor het praktijkexamen. Ik moet naar de WC en ga in het holst van de nacht toch nog eens even mijn ‘storing tweede trap’ oefenen. Volgelaatsmasker af, om de linkerarm. Parelen, parelen, parelen. Octopus, ‘purgen’, ding in mijn mond, ademen. Het gaat goed. De volgende ochtend sta ik weer paraat en ik vertel aan de examinatoren luid welke checks ik aan mijn Interspiro duikset doe (de ‘pre-dive check’). Dan richting de duikput. De wind waait weer hard uit het oosten over het Markermeer. Kaj trekt zijn indrukwekkende SSE-setje aan (grote helm, fluoriserend bandenstel, groot pak), duikt naar beneden en doet de voorbereiding. De drijvende vloer op 9 meter moet nog even aan de oostkant vastgebonden worden, zodat er ruimte voor de opstijging is. Na de buddycheck en de kadecheck met de examinator mag ik als eerste laten zien dat ik de 15 m kan aantikken. Ik ben iets langzamer dan de vereiste 18 m per minuut, maar verder ging het goed.
De tweede oefening is die waar ik het meeste tegenop zie: ‘storing tweede trap’: volgelaatsmasker af, een sloot koud water (7 graden) op je gezicht en het gevecht met de octopus. Het gaat vast lukken, maar helemaal vertrouwen doe ik niet. Een felle lamp schijnt in mijn gezicht wanneer ik op het platform aankom. Kaj heeft twee koplampen op me gericht, en een camera, zodat de examinatoren op het scherm boven niets missen. Ik kijk als een hertje in het licht en denk alleen maar: “Relax, Kaj is erbij, het komt goed. Ik ga nu op 9 m diepte een volgelaatsmasker afzetten en een kreng van een octopus indoen, en ik hoop maar dat ik niet verzuip”. En inderdaad, geen probleem, alles volgens het boekje. De derde oefening bestaat uit het redden van een bewusteloze duiker. Daarvoor moet je weer even ‘in de film’ zitten, zoals Tim dat steeds herhaalt. En vertellen aan de communicatie wat je aan het doen bent. “Ik daal af langs de lijn van de duiker in nood, ik zie bubbels, ik zie dat hij ademt, hij is niet bij bewustzijn” enzovoort. De ex-marinier filmt weer van de zijkant en de examinatoren kijken boven mee.
Na alle oefeningen evalueren de mannen het examen in de kleedkamer. We zijn geslaagd!
— Ik kijk als een hertje in het licht en denk alleen maar: “Relax, Kaj is erbij, het komt goed.” —