Inloggen

Wachtwoord vergeten?

Blog / Natuur

De dahlia’s van Den Osse

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Bijna zijn we het normaal gaan vinden: de zeedahlia’s in het Grevelingenmeer bij Den Osse. 
Na de vondst van de eerste zeedahlia, jaren geleden, verscheen er al vrij snel een tweede en een derde exemplaar. Met na een jaar weer een flinke uitbreiding van de populatie. Uiteindelijk was er zelfs sprake van een echte ‘zeedahlia-route’ die steeds verder uitgebreid werd. De route leidde je langs de 8,9 en uiteindelijk zelfs 14 zeedahlia’s bij Den Osse. Allemaal in één duik te bewonderen!  Maar waarom eigenlijk hier?

Zeedahlia’s kennen veel duikers vanuit de Oosterschelde, of van de Noordzee. In de Noordzee zijn wrakken soms begroeid met talloze zeedahlia’s en duikplaats Brouwersdam Noorzeezijde staat ook vol met zeedahlia’s.
Op veel duikplaatsen in de Oosterschelde zijn zeedahlia’s ook geen vreemde verschijning, maar zelden talrijk aanwezig. Sint Annaland stond enkele jaren geleden bekend om haar diversiteit in kleuren van de zeedahlia’s (hoewel die na de zandstort daar vrijwel allemaal zijn verdwenen). Zelfs bij de Bergse Diepsluis zijn enkele exemplaren te bewonderen.

dahlia tentakel Marloes OttenMaar in het Grevelingenmeer, eigenlijk alleen maar bij Den Osse!
Hoewel bijna alle duikers op de parkeerplaats wel één of meerdere exemplaren weten te zitten, blijkt eigenlijk niemand te weten waarom ze nou juist op deze locatie zitten. En waarom het aantal zich uitbreidt op alleen maar deze locatie.
Komt dat doordat de eerst gevestigde zeedahlia’s zich voortgeplant hebben? En waarom zitten ze vrijwel alleen bij Den Osse in het Grevelingenmeer?
Wat is er aan de hand met de bekendste zeedahlia op de ‘route’: het exemplaar op de reefball? Hij is kleurlozer dan de andere exemplaren, heeft dikkere tentakels en de mond lijkt opgezet en naar buiten geperst. In een briefing van deze duikplaats noem ik deze zeedahlia altijd oneerbiedig “die met de liesbreuk”. Wellicht is Holle Bolle Zeedahlia een nog betere naam!
Op zoek naar informatie over deze dieren (ja, dieren!) kom ik snel bedrogen uit. Er is niet veel informatie over.

Kort samengevat, is er het volgende te vinden:zeedahlia zijkant Marloes Otte
Dezeedahlia(Urticina felina) is eenzeeanemonensoortuit de familieActiniidae. Deze dieren bereiken een doorsnede van 10 tot 15 centimeter. De zuil wordt zo’n 6 centimeter hoog met 2 centimeter lange tentakels. De zuil is breder dan hoog en heeft een bobbelige structuur. Kenmerkend zijn de heldere meestal rode lijnen die vanuit de mond als dubbele lijn beginnen en om de tentakels heen lopen.  Zeedahlia’s komen voor in verschillende kleuren, van bruin, oranje en rozerood tot groen en paars.
Zeedahlia’s voeden zich met relatief grote prooien, zoals krabben, garnalen en visjes. Ze hechten de voet vast aan hard substraat, dat vaak verborgen zit onder zachter substraat.
Deze anemonen kunnen zich voortbewegen door hun voet los te laten van de ondergrond en zich op de stroming mee te laten drijven naar een andere plek. Ze kunnen ook in beperkte mate naar een andere plek kruipen. Op de nieuwe plek hechten ze zich opnieuw vast aan een harde ondergrond.
Zeedahlia’s hebben weinig natuurlijke vijanden, hoewel zeenaaktslakken zoals vlokslakken wel anemonen eten.
Dat levert niet heel veel aanvullende informatie op. Dus schakelen we een hulplijn in: we bellen met marine bioloog Peter H. van Bragt! En zoals altijd heeft hij een hele duidelijke (en logische) verklaring voor de zo beperkte verspreiding van zeedahlia’s in het Grevelingenmeer.

kleine zeedahlia Marloes OttenZeedahlia’s zijn afhankelijk van stroming voor het aanleveren van voedsel en vers water. Daarnaast verspreidt de stroming ook de larven van jonge zeedahlia’s.
Dat verklaart waarom zeedahlia’s meer in de Oosterschelde en de Noordzee voorkomen dan in het Grevelingenmeer. Hier stroomt het immers (vrijwel) niet. Waarom ze dan wel bij Den Osse voorkomen? Peter legt uit, dat dit te maken heeft met de stromingslijn achter de spuisluis in de Brouwersdam. Als je op de kaart kijkt en naar de dieptelijnen in de Grevelingen, zie je dat de stroming die door de Brouwerssluis naar binnen komt, door een stroomgeul loopt, die precies bij Den Osse tegen de wand van de dijk botst. Hier loopt de bodem plotseling steil op, bij de betonplaten en de oude dijk onder water. De stroming vanuit de Noordzee met het verse water vol allerlei soorten larven die veel op de Noordzee komen, botst plotseling tegen een muur van hard substraat. Precies waar de zeedahlia’s zich graag op hechten! Van de ontelbare larven die hier terecht komen, slagen maar enkele exemplaren er in zich te vestigen. De omstandigheden zijn hier natuurlijk verre van ideaal.
Naast de opvallende zeedahlia’s, verklaart deze stroming ook waarom bijzondere waarnemingen van ongebruikelijke soorten in het Grevelingenmeer, vaak bij Den Osse worden gedaan.
Zomers gaat hier jaarlijks veel van het onderwaterleven dood door te slechte waterkwaliteit, vooral door gebrek aan zuurstof. Relatief veel vers Noordzeewater komt bij Den Osse aan maar toch blijven hier de omstandigheden niet goed genoeg voor een definitieve vestiging van de meeste larven uit de Noordzee.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

De zeedahlia’s bij Den Osse vormen dan ook geen stabiele populatie. De zeedahlia’s die we nu zien, worden ouder en sterker afhankelijk van de omstandigheden. Het gebrek aan stroming en de niet optimale samenstelling van het water, zorgen ervoor dat de dieren langzaam ongezonder en zieker worden.
De dahlia op de reefball is hier een duidelijk voorbeeld van. Dit is het oudste exemplaar bij Den Osse. De omstandigheden zijn ook voor dit dier ook erg slecht, waardoor de gezondheid van het dier slecht is. Het kan zijn fysiologie niet goed in stand houden. Het dier moet alles uit de kast trekken om te overleven en zijn 3D structuur te behouden. Het resultaat is dat het er nu zo opgeblazen uit ziet.

Hoewel de levensverwachting van zeedahlia’s in goede omstandigheden wel 50 jaar kan zijn,  is de levensverwachting van de zeedahlia’s bij Den Osse veel minder. En dat alleen voor de sterkste exemplaren.

De zeedahlia’s die wij kunnen waarnemen op de zeedahlia-route, zijn slechts een minimaal percentage van het aantal larven en jonge dahlia’s dat bij Den Osse aankomt. De meeste kunnen zich niet tot een zichtbaar exemplaar ontwikkelen. Andere groeien nog wel uit tot kleine exemplaren, maar sterven dan weer. Regelmatig zijn er meerdere jonge dahlia’s te zien bij Den Osse, met name op de richels op de betonplaten, tussen de 9 en 15 meter. Ze groeiden uit tot rond de 4 cm en verdwijnen dan meestal weer snel. Waarschijnlijk omdat ze hier niet overleven.
Dat deze exemplaren precies op de richels gevonden werden, bevestigd de theorie van de stroming die hier tegenaan botst, waardoor de larven zich hier op kunnen hechten.

Weer een mysterie opgelost!
En respect voor deze die-harde-zeedahlia’s! Ik zal de arme bejaarde opa op de reefball nooit meer voorstellen als de zeedahlia met een liesbreuk. Ook al heeft hij die eigenlijk misschien precies wel, in zeedahlia-pathologische termen…

Dat er in de stroomdraad van de spuisluis zoveel zeedahlia’s en sporadisch ook andere Noordzee soorten als penneschaft en brede ringsprietslakken te vinden zijn geeft aan hoe belangrijk het is om de Brouwersdam verder open te gooien. Alleen dan kan de water- en bodemkwaliteit en de lokale biodiversiteit in het Grevelingenmeer tenminste deels hersteld worden.

Met dank aan: Peter H. van Bragt

zeedahlia rood Marloes Otten

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Velden met * zijn verplicht *

Nieuwsbrief